Toelichting. Zichzelf en uzelf zijn de versterkte vormen van de wederkerende voornaamwoorden zich en u. Beide vormen kunnen worden gecombineerd met het persoonlijk voornaamwoord u.
Een wederkerend voornaamwoord is een woord dat bijna altijd verwijst naar het onderwerp van een zin. Ze komen vooral voor bij wederkerige werkwoorden als: 'zich herinneren . Voorbeelden van wederkerende voornaamwoorden zijn: 'me' 'mij' 'mezelf', 'u', 'zich', 'ons', 'onszelf' en 'zichzelf'.
De wederkerende voornaamwoorden kunnen versterkt worden met zelf: mezelf, jezelf, zichzelf enzovoort.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen): me, je, u, zich, ons, zichzelf, jezelf. wederkerig voornaamwoord (reciproque pronomen): elkaar, mekaar.
Wat voor soort woord is je in de zin 'Ik heb je gezien'? Je is hier een persoonlijk voornaamwoord. Dat geldt ook voor ik. Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc.
Wederkerige voornaamwoorden zijn de woorden elkaar, elkander en mekaar. Wederkerige voornaamwoorden hebben – anders dan wederkerende – altijd een meervoudig antecedent en drukken een wederzijdse relatie uit.
Alles en iedereen zijn onafhankelijke voornaamwoorden: ze staan nooit voor een zelfstandig naamwoord.
zichzelf = wederkerend, derde persoon enkelvoud vb: hij ziet zichzelf in de spiegeltot zichzelf komen [weer rustig worden]op zich(zelf) vind ik het best [los van al het andere]in zichzelf praten [iets tegen jezelf zeggen]voor zichzelf b... Alleenstaand = ...
Na voorzetsels wordt gewoonlijk zichzelf gebruikt.Als het voorzetsel een plaatsaanduidende functie heeft, wordt zich gebruikt. Dat heeft ze aan zichzelf te wijten.
Een werkwoord is reflexief als het onderwerp en het lijdend voorwerp hetzelfde zijn. Met andere woorden: Is de persoon die de actie uitvoert ook degene die de actie ontvangt? Ok. Dan hebben we een wederkerend werkwoord.
Je verandert simpelweg de zin in de derde persoon (de hij-vorm). Je zal zien dat het wederkerende voornaamwoord nu automatisch verandert in het woordje "zich". Dat woord is duidelijker te herkennen en zo kun je er dus makkelijk achter komen of een woord wel of niet een wederkerend voornaamwoord is.
Verschillende voorbeelden van verwijswoorden
Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Wat is het verschil tussen een bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord? Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. Er bestaat een relatie tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie. Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen meestal naar een persoon, dier of ding.
(8) wederkerend voornaamwoord, bijvoorbeeld: zich, me(zelf); (9) wederkerig voornaamwoord, bijvoorbeeld: elkaar.
Een onbepaald voornaamwoord wordt gebruikt om iets niet-concreets aan te duiden, dus verwijst niet naar specifieke personen of dingen. De onbepaalde voornaamwoorden die in onze taal regelmatig voorkomen zijn: iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e) en ieder(e).
Om naar een vrouwelijke persoon te verwijzen, zijn de persoonlijke voornaamwoorden haar en ze allebei correct als lijdend voorwerp.
Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken. Let op: “hun” mag je nooit als onderwerp van de zin gebruiken.
Als je deze zin inkort naar: Ik stuur het, dan moet je er op letten of 'het' verwijst naar een mannelijk of vrouwelijk woord. Une lettre is vrouwelijk, dus normaal gesproken zou je voor 'la' moeten gaan als persoonlijk voornaamwoord.
Aanwijzend voornaamwoord of betrekkelijk voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord (die kast) het betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord (de kast die daar staat). Die kast is mooi. De kast die daar staat is te koop.
Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst altijd naar een woord dat ervoor staat (of woorden die ervoor staan). Datgene waar het naar verwijst, noemen we het antecedent. De meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn: dat, die, wat en wie.
Alleen in de gebiedende wijs is naast je ook jullie correct als wederkerend voornaamwoord voor het meervoud. (3) Tel tot tien en draai jullie / je dan om. Zich is het wederkerend voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud en meervoud.