Zowel welk soort als welke soort is correct. Bij een enkelvoudig het-woord is welk de correcte vorm; bij een de-woord is welke de correcte vorm.
Welk en welke worden gewoonlijk met een zelfstandig naamwoord gecombineerd: na welk volgt een het-woord; na welke een de-woord of een meervoudig woord. Op wat volgt geen zelfstandig naamwoord. Welk kapsel past bij mij? Welke kleur gaan jullie kiezen voor de badkamer?
Zowel welke als welk is correct.
'Welke' is een betrekkelijk voornaamwoord. Dat mag je in de formele schrijftaal gebruiken om te verwijzen naar de-woorden en meervouden. 'De brief welke' en 'mijn tarieven welke' zijn dus grammaticaal juist.
Welke kan níét verwijzen naar een enkelvoudig het-woord. 'Het terras, welke op het zuiden ligt' en 'het boek welke ik nog moet lezen' zijn echt een fout(je). Goed zijn: 'het terras, dat op het zuiden ligt' en 'het boek dat ik nog moet lezen'.
Het vragend voornaamwoord welk krijgt de vorm welke als het bij een de-woord of een meervoudig woord staat. Bij een enkelvoudig het-woord is welk de correcte vorm.
Algemene regel. De algemene regel voor het vragend voornaamwoord welk(e) is dat het geen buigings-e krijgt als het betrekking heeft op een het-woord in het enkelvoud (welk autootje, welk boek), en dat in andere gevallen alleen welke juist is: welke auto (de-woord), welke boeken (meervoud).
Het zelfstandig gebruikte betrekkelijk voornaamwoord welke kan worden gebruikt om te verwijzen naar woorden in het meervoud of naar de-woorden in het enkelvoud. Het kan dan altijd door het betrekkelijk voornaamwoord die worden vervangen.
Zowel welk soort als welke soort is correct. Bij een enkelvoudig het-woord is welk de correcte vorm; bij een de-woord is welke de correcte vorm. In de betekenis 'categorie, groep personen of zaken met gemeenschappelijke kenmerken' kan soort zowel een de-woord als een het-woord zijn.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Het vragend voornaamwoord wat wordt zelfstandig gebruikt. Er volgt dus geen zelfstandig naamwoord. Welk(e) wordt meestal niet-zelfstandig gebruikt. Het wordt dan gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
'Welk(e) is afhankelijk als het voor een zelfstandig naamwoord staat. Of we 'welk' of 'welke' gebruiken hangt af van het zelfstandig naamwoord (de of het): 'Welk' voor het-woorden in het enkelvoud en 'welke' voor de-woorden en woorden in het meervoud (woorden in het meervoud krijgen altijd 'de').
Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op.
'Iets wat' en 'iets dat' zijn beide correct Nederlands. Welke vorm je kiest is in veel gevallen een kwestie van persoonlijke voorkeur. Sommige uitgeverijen bevelen 'iets wat' aan, omdat het woordje 'iets' onbepaaldheid uitdrukt. Daarbij past 'wat' beter dan 'dat'.
Zowel het enige wat als het enige dat is correct als het enige niet verwijst naar iets specifieks, maar naar iets in algemene zin. Wat is dan het gebruikelijkst. Dat is het enige wat / dat ik wil zeggen.
Wat voor vraagt naar een classificering.Welke vraagt om een identificering.
Bij zelfstandige naamwoorden met 'de' gebruik je 'welke', maar als het lidwoord 'het' is, moet je 'hetwelk' gebruiken.
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden. Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden. Wat verwijst naar onbepaalde voornaamwoorden, overtreffende trappen, hele zinnen en een hoedanigheid. Welke verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De correcte vervoegingen zijn u vindt en vindt u.
U vindt de weg wel.
In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Als je een verwijswoord gebruikt, dan moet het verwijswoord in getal en geslacht passen bij het antecedent. In andere woorden: als het antecedent een enkelvoudig vrouwelijk woord (bijvoorbeeld: organisatie) is, dan moet je verwijzen met 'zij' en niet met 'hij'.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.