Voorbeeld: Variabele op twee meetniveaus Je kunt de variabele “inkomen” meten op ordinaal niveau of op rationiveau.
De reden is dat we hier met verschillende meetniveaus van variabelen te maken hebben. Variabelen kunnen op vier niveaus worden gemeten: nominaal, ordinaal, interval- of rationiveau. De volgorde van deze niveaus is makkelijk te onthouden; de beginletters vormen namelijk het woord 'noir'.
Het nulpunt duidt een afwezigheid aan. Voldoet een variabele aan alle vier eigenschappen, dan is er sprake van een rationiveau. Voorbeelden zijn leeftijd, gewicht en geldbedragen. Nu is er wel een verhouding.
Er bestaan grofweg vier meetschalen: nominaal, ordinaal, interval en ratio. Deze schalen worden hieronder besproken.
Er zijn vier meetniveaus: Nominaal: de data kunnen alleen worden gecategoriseerd, zonder duidelijke rangorde. Ordinaal: de data kunnen worden gecategoriseerd en er is sprake van een duidelijke rangorde.
Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep. Een ordinale variabele heeft een rangorde, zoals bijvoorbeeld opleidingsniveau of BMI-klasse (normaal gewicht, overgewicht, obees).
Het hoogste meetniveau: sprake van een ordening, de afstanden tussen de mogelijke antwoorden zijn gelijk, is in een getal uit te drukken en er is een absoluut 0-punt. Je kunt uitrekenen wat het gemiddelde is én de modus én de mediaan berekenen!
1. Nominale meting. Dit is het laagste meetniveau, omdat géén aanname wordt gedaan over de relatie tussen de waarden.
Hoe analyseer je data van Likertschalen? Met een Likertschaal meet je op intervalniveau. Je mag op dit rekenkundig meetniveau (ordinaal of intervalniveau) geen gebruik maken van gemiddelden. Als je een centrummaat wilt rapporteren, gebruik dan de mediaan of de modus.
Een voorbeeld van een ordinale variabele is “Leeftijd”. Je kunt de data bijvoorbeeld verdelen over 0-18, 19-34, 35-49 en 50+, en deze categorieën kun je in een logische volgorde zetten.
Een continue kwantitatieve variabele is gebaseerd op aaneengesloten oneindig aantal deelbare eenheden. Enkele voorbeelden van continu kwantitatieve variabelen zijn lichaamslengte, gewicht, snelheid en temperatuur.
Een binaire of dichotome schaal is een nominale schaal of een ordinale schaal met maar twee mogelijkheden. Een dichotome schaal kan worden omgezet naar numerieke waarden 0 en 1 waarmee gerekend kan worden of ook ordinaal zijn.
Het niveau waarop je een variabele meet, bepaalt hoe je je data kunt analyseren. Afhankelijk van het meetniveau kun je diverse descriptieve statistieken gebruiken om je data samen te vatten.
Indeling van de variabelen gericht op de bewerkingen die met de uitkomsten van de variabelen mogen worden uitgevoerd. Er zijn 4 meetniveaus: nominaal, ordinaal, interval- en rationiveau.
Wat is een ordinale schaal? Met een ordinale of 'geordende' schaal kunt u de mening van een respondent beoordelen over een bepaald onderwerp door middel van een aantal geordende reacties. De reacties kunnen bijvoorbeeld 'Zeer tevreden', 'Tevreden', 'Ontevreden' en 'Zeer ontevreden' zijn.
Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee, geslacht (man of vrouw) of een testresultaat (positief of negatief). Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep.
Metingen op intervalniveau betreffen altijd getallen. Voorbeelden: de tijd als tijdsaanduiding (niet als tijdsduur), maar ook de Celsiusschaal voor de temperatuur (nulpunt heeft geen betekenis). Voorbeeld: Van 5 naar 10 graden Celsius betekent niet automatisch twee keer zoveel warmte of energie (dus interval).
Ook het type grafiek dat je gebruikt is afhankelijk van het meetniveau. Voor een nominale of ordinale variabele gebruik je bv een Pie (cirkel diagram) of een bar (staafdiagram) voor een scale variabele gebruik je een histogram.
In de testpsychologie wordt niet altijd enkel een waarde voor het IQ gegeven, omdat dit een schijnexactheid weergeeft. De score wordt dan uitgedrukt als een interval: met een bepaalde mate van betrouwbaarheid worden onder- en bovengrens van de werkelijke score gegeven.
Variabelen als lichaamslengte, aantal kinderen, gewicht, een score op een toets, IQ e.d. zijn voorbeelden van kwantitatieve variabelen.
Een nominale variabele bevat het minste informatie en geldt als het laagste meetniveau, en een ratio-variabele bevat het meeste informatie en geldt als het hoogste meetniveau. Het is altijd mogelijk om gegevens gemeten op een hoger meetniveau te interpreteren alsof ze op een lager niveau zijn gemeten.
Ordinale kwalitatieve variabelen zijn variabelen waarvan de waarden kunnen worden geordend. Een voorbeeld is tevredenheid. Nominale kwalitatieve variabelen zijn variabelen waarvan het ordenen van de antwoorden geen zin heeft. Een voorbeeld is kleur van de ogen.
Een ja/nee/onbekend vraag is zeker niet ordinaal, en dat meetniveau heb je bij beide variabelen nodig om rangcorrelaties te berekenen.
Nominaal en Ordinaal. Kwalitatieve variabelen kun je onderverdelen in Nominale variabelen en Ordinale variabelen. Ordinale variabelen zijn variabelen die niet in een getal zijn uit te drukken (ze zijn immers kwalitatief) maar waar wel een "volgorde" in zit.