Fase 1: Het geboorte en het sterftecijfer zijn nagenoeg gelijk. Dat komt omdat er na de geboorte al veel kinderen overlijden, omdat er nog te weinig goede gezondheidszorg is. Eigenlijk zijn er op dit moment geen landen meer in de wereld die in fase 1 zitten, dus waarin dus het sterftecijfer nog heel erg hoog is.
Landen als Indonesië zitten in deze fase. Fase 2: Ook het geboortecijfer daalt door anticonceptie en het feit dat er minder kinderen nodig zijn. De bevolking groeit nog steeds, maar de snelheid van de groei neemt af. Voorbeelden van landen in deze fase is bijvoorbeeld China.
Nederland heeft alle fasen van het demografisch transitiemodel al doorlopen. "Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer.
Fase 5: Post Modern
In deze fase is het sterftecijfer hoger dan het geboortecijfer, de bevolkingsomvang neemt dus af in deze fase. Welvarende landen zoals Japan bevinden zich in deze fase, waarin de bevolking aan het krimpen is.
Nederland heeft het 4de transitiemodel en Brazilië heeft het 3de transitiemodel. De 3de fase betekent: Het geboortecijfer neemt af, terwijl het sterftecijfer laag is.
Tegelijkertijd is Brazilië er nog lang niet. Het land staat onder president Rousseff nog altijd op de zestiende plaats van meest ongelijke landen ter wereld. De armste tien procent van de bevolking heeft slechts 1,1 procent van het nationale inkomen, de rijkste tien procent maar liefst 44,5 procent.
Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levend geboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen.
Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen.
De leeftijdsopbouw van een bevolking kan je aflezen aan een leeftijdsdiagram of een bevolkingspiramide. De linkerkant van het diagram wordt de leeftijdsopbouw van mannen weergegeven van een bepaalde bevolkingsgroep. Aan de rechterkant wordt leeftijdsopbouw van vrouwen weergegeven.
De demografische druk is een getal wat uitdrukt hoe groot het verschil is tussen door de werkende klasse (dit wordt gezien als mensen tussen de 20 en 64 jaar oud) en de klasse die door deze mensen onderhouden moeten worden, de ouderen (65+'ers) en de jongeren van de samenleving (mensen tot de 20, gemiddeld gezien).
De groene druk is het aantal personen jonger dan 20 jaar als percentage van het aantal 20-64-jarigen. De grijze druk is het aantal 65-plussers als percentage van het aantal 20-64-jarigen. Personen jonger dan 20 jaar zitten vaak nog op school en werken daarom niet of minder. Ouderen zijn dikwijls gepensioneerd.
Er worden in Nederland steeds minder kinderen geboren, blijkt uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hoewel de verklaring in eerste instantie altijd werd gezocht bij economische problemen, blijkt het kinderaantal ook te dalen omdat vrouwen langer studeren en steeds meer flexwerken.
Demografische factoren zijn externe invloeden die te maken hebben met demografie, ofwel de opbouw en samenstelling van de bevolking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leeftijd en de hoogte van het inkomen.
Vergrijzing houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt. In de twintigste eeuw is het aantal 65-plussers in Nederland meer dan vertienvoudigd: van 0,3 miljoen in 1900 tot 3,4 miljoen in 2020. Daarmee nam het aandeel 65-plussers in de totale bevolking toe van 6% naar 19,5%.
Wat je in de bevolkingspiramide goed kunt zien, is bijvoorbeeld de legendarische geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog, de 'babyboom' (1946-1953). De kinderen die in deze jaren zijn geboren, zorgen voor een plotse uitstulping in de grafiek. Die groep kun je de hele periode vanaf 1950 goed volgen.
Met sociale bevolkingsgroei, ook wel migratiesaldo, sociale groei of sociale aanwas genoemd, worden alle veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking van een land als gevolg van migratie (dus zowel emigratie als immigratie) bedoeld.
Volgens de statistieken van het CBS is de gemiddelde leeftijd van de Nederlanders in 2017 41,6 jaar. De peildatum is 1 januari van dat jaar. Met de gemiddelde leeftijd wordt het gemiddelde van alle leeftijden van alle inwoners van Nederland bedoeld. Mannen en vrouwen, van baby's tot hoogbejaarden, iedereen telt mee.
Nederland als natiestaat heeft zijn wortels in de zestiende eeuw. In 1581 werd via een officiële verklaring, de zogenoemde Acte van Verlatinghe, de Spaanse vorst Philips II afgezet als hun heerser.
De vruchtbaarheid lag in Afrika als geheel voor een lange tijd boven de zes kinderen per vrouw. Dit aantal is echter vanaf de jaren 1980 snel aan het dalen; de demografische transitie treedt ook in Afrika wel degelijk op. In 2020 zijn er gemiddeld nog 3,5 kinderen per vrouw.
De bevolkingsdichtheid is zo'n 140 personen per vierkante kilometer.
Cultuur en religie is meestal niet de enige oorzaak van het gewapende conflict, de oorzaak ligt vaak in een combinatie van de oneerlijke verdeling van macht, het gevoel van achterstelling en armoede. In de demografische opbouw van deze landen zie je een jeugdbult.
In Cyprus worden de minste kinderen geboren: zo ligt het geboortecijfer daar op gemiddeld 1 kind per vrouw. Ook in Nederland ligt het geboortecijfer laag. Zo meldt het CBS dat er waarschijnlijk slechts 19.000 kinderen meer in 2017 werden geboren dan dat er mensen stierven.
In januari, februari en maart werden ongeveer evenveel kinderen geboren als in de jaren voor de gezondheidscrisis. In april lag dit aantal zelfs opvallend laag. In de eerste vier maanden van 2022 werden ruim 53.000 kinderen geboren.