Meestal vind je op het strand maar een klep. Het weekdier houdt de twee kleppen met stevige spieren muurvast tegen elkaar aan getrokken. Zo zit het dier veilig. De schelp gaat open als hij moet eten.
Tepelhoorns. Hoe dik en stevig en potdicht hun schelpen ook zijn, tepelhoorns hebben daar een list op bedacht. Zij boren een gaatje in de schelp. Tepelhoorns zijn zeeslakken die ongeveer even groot zijn als tuinslakken.
De tepelhoorn slak heeft een tong met hieraan hele scherpe tandjes. Deze tong gebruikt hij om een gaatje in de schelp van zijn prooi te maken. Met heel veel geduld lukt het de slak om met zijn tong en speeksel het kalk van de schelp zacht te krijgen.
Schelpen zijn de harde delen van weekdieren die deze dieren stevigheid geven. De schelpen op het strand zijn bijna altijd van tweekleppigen, slakken of inktvissen. Vaak zijn lege schelpen op het strand al honderden jaren oud, zo niet duizenden jaren.
Naast ratten staan zoetwatermosselen ook op het menu van een aantal vogelsoorten (bv. Blauwe Reiger en Zwarte Kraai). Ook Waterhoen en Meerkoet eten vaak mosselen, al gaat hun voorkeur vooral uit naar de kleinere driehoeksmosselen.
Als er weinig kalk in het water zit, dan is de schelp dun. In de winter groeit de schelp minder dan in de zomer. En daardoor ontstaan er smalle en brede groeibanden. Hieraan kun je zien hoe oud de schelp is.
De doopvontschelp is het grootste thans levende tweekleppige weekdier. De lengte van de schelp is meer dan anderhalve meter en het dier kan rond de 250 kilo zwaar worden. De schelp is vrij bol en heeft zowel lichte groeven in de breedte als een sterk golvende schelprand. De kleur van de schelp is meestal bruin of wit.
Hoe ontstaat een schelp
Het grootste gedeelte van de schelp bestaat uit kalk. De kalk wordt door het weekdier uit water gehaald waar het in leeft. Met behulp van zijn kalkklieren maakt het weekdier de schelp. Hoe groter het weekdier wordt, des te groter de schelp wordt.
Abalone-schelpen zijn dikke zeeschelpen die schitteren in de prachtige iriserende kleuren van parelmoer. Ze houden de energie van de oceaan vast en brengen een sterke kalmerende en genezende energie, waardoor je verbonden kunt blijven met de zee - waar je ook bent.
Een schelp is het huisje van een dier. Als je een schelp vindt en er zit geen diertje meer in, dan betekent dat dat het diertje niet meer leeft. Een schelp is gemaakt van kalk. De dieren die een huisje van kalk hebben, noemen we weekdieren.
Een schelp is het omhulsel van een weekdier. Een weekdier is erg teer en kwetsbaar. De schelp is een soort huisje voor het weekdier, het dient als bescherming. Als het diertje dood gaat blijf zijn schelp bestaan en die spoelen aan op het strand.
Het kleurpatroon van de schelp wordt voornamelijk bepaald door de pigmenten die de mantel, een lichaamsdeel van het weekdier, aanmaakt. Er zijn inmiddels drie klassen van pigmenten ontdekt: melanine, tetrapyrrool en carotenoïde. Deze soorten pigment kunnen echter in een overlappende reeks van kleuren zichtbaar zijn.
Kokkels kunnen ongeveer 10 jaar oud worden.
1. Fossiele schelpen laten geen, of sterk verminderd, licht door in verge- lijking met recente schelpen, wanneer men ze voor een felle lichtbron houdt (zoals een bureaulamp). 2. Fossiele schelpen hebben minder kleur, of zijn juist sterk verkleurd in vergelijking met recente schelpen.
Bij een wandeling op het strand is de kans groot dat je ze tegenkomt: zeeschuim. Het is de bijnaam van het rugschild van de inktvis. Inktvissen zijn goede zwemmers die grote afstanden kunnen afleggen. Soms spoelen de dieren zelf op onze kust aan, maar veel vaker de losse rugschilden.
Mosselen, oesters, kokkels, strandschelpen, mesheften en de sint jacobsschelpen; allemaal eten ze voornamelijk plankton. Daarnaast eten ze ook wel bacteriën en dode planten- en dierenresten, welke ze binnenkrijgen met het water waaruit ze hun voedsel filteren.
Twee merken, uit Chili en Australië. De Chileense zeeoren dragen het opschrift Meeresschneckenfleisch, zitten in water met citroenzuur en kosten 27 euro (uitlekgewicht 200 gram). De Australische wegen netto hetzelfde, maar zijn stukken duurder: 50 euro per blikje.
De Abalone Schelp is het huis van de Zeeoor, een slakkenfamilie van wel 130 soorten die in verschillende oceanen leeft. Deze dieren worden gevonden in Japan, Australië, Nieuw-Zeeland en aan de kusten van Zuid-Afrika en Noord-Amerika. Zeeoren worden tot wel 20 centimeter groot en hun vlees is een dure delicatesse.
Het vult goed en het vlees zit stikvol proteïnen: een abalone slaat z'n energie op in glycogeen. Het vlees is een dichte spier, die een beetje zout en een beetje zoet is, zacht en met de zijkant van een vork te snijden. De smaak komt dichter bij kip dan bij een schaaldier.
De larve gaat waar de zeestroming het dier heen voert, zoals dat met al het plankton het geval is. Na ongeveer een maand wordt de larvale schelp gevormd, die gedurende enige tijd verder aangroeit. De larvale schelp ziet er nog niet zo uit als die van de volwassen mossel.
Eigenlijk handig, want zo worden ze niet meegesleurd door de zeestroming. Ze kunnen wel maar een paar weken zwemmen voordat ze zich voorgoed nestelen op de zeebodem.
Als je gaat zoeken naar schelpen, moet je de windrichting goed in de gaten houden. Voor het Zwin en Cadzand geldt dat je fossielen schelpen het beste kunt gaan zoeken na een harde zuidwesten of westenwind, dus bij een 'aanlandige' wind. Die woelt namelijk de onderlagen naar boven.
De politie op de Filipijnen heeft een bijzondere vondst gedaan. Op het eiland Sitio Green werden loeizware reuzenschelpen in beslag genomen. De joekels zijn meer dan 20 miljoen euro waard! De enorme schelpen heten doopvontschelpen.
De grootste parel ter wereld is 30 x 60 cm groot, weegt 34 kg en is 88 miljoen euro waard. Hij is in 2006 gevonden door een visser in de Filipijnen. Echter dit bijzondere nieuws werd pas 23 augustus 2016, per toeval, wereldkundig en is sindsdien tentoongesteld op de Filipijnen.