Een goede controlevraag is niet suggestief en geeft de ander de gelegenheid om het met u oneens te zijn. Een controlevraag kan open of gesloten zijn. Klopt dat? Hoe komt dat bij u over?
Waar voldoen goede vragen aan? Een goede vraag bevraagt maar één onderwerp, stuurt niet, bevat geen dubbele ontkenningen, is niet te lang, is duidelijk geformuleerd, houdt rekening met alle mogelijkheden en genereert antwoorden waar je wat mee kan.
In een vraaggesprek zijn er verschillende 'soorten vragen' te stellen: Open vragen. Gesloten vragen. Suggestieve vragen.
De effectieve vraag is de totale voorgenomen economische vraag naar goederen en diensten in een samenleving gedurende een jaar. Totaal houdt in dat alle relevante vraagsectoren binnen de economie worden meegeteld.
De meest eenvoudige manier om tot een socratische vraag te komen is door begrippen te onderzoeken. Mooie voorbeelden zijn fundamentele vragen als die van Plato uit de Politeia: 'Wat is rechtvaardigheid', of vragen naar de deugden van Aristoteles: 'Wat is vriendschap?', 'Wat is moed?' en 'Wat is liefde?
Met een confronterende vraag heb je de intentie om de persoon waarmee je een gesprek houdt te confronteren met iets waar deze persoon nog geen rekening mee heeft gehouden. Bijvoorbeeld waarom die persoon op een bepaalde dag wel of juist niet naar school is gegaan. De waaromvraag is een unieke confronterende vraag.
Directieve techniek: De interviewer legt de structuur en volgorde van te voren af. Hij wil iets specifieks weten, en formuleert hier zijn vragen naar. Vaak zijn het gesloten vragen, zoals ja nee vragen of meerkeuzevragen. De Interviewer stuurt de richting van het interview aan.
Richtvragen in gesprekken
Wat verwacht je dat er gaat gebeuren?Wat zou er gebeuren als je zou weigeren?
Bij analysevragen breek je de leerstof op en breng je de onderdelen met elkaar in verband. Daarvoor moet je kritisch en diepgravend studeren. Analysevragen zijn essentieel om kennis uit een leersituatie toe te kunnen passen in de praktijk.
Een controlevraag is een vraag waarin je nagaat of dat wat je hebt verteld, overgekomen is bij de klant. Je stelt de vraag in de gesloten vorm en je wilt het liefst een 'ja' als antwoord krijgen. Het zijn vragen als: “Is dat wat u zoekt?”, “Voldoet dit aan uw eisen?”, etc.
Het verschil tussen gesloten vragen en open vragen
Bij gesloten vragen kiest de respondent uit vooraf bepaalde antwoorden. Bij open vragen krijgt de geënquêteerde persoon carte blanche.
Belevend lezen: Voordat leerlingen het gesprek aangaan over de tekst krijgen ze de tijd om hun eigen gedachten en gevoelens te vormen en onder woorden te brengen. Belevingsvragen helpen daarbij. Een vraag over de leesbeleving kan zijn: 'Wat zou jij doen als je het personage uit dit verhaal was?'
Een trechtervraag is een vraagtechniek waarbij je met algemene vragen begint en vervolgens steeds specifieker wordt. Met het stellen van een trechtervraag probeer je op elk niveau meer details te vragen.
Een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is een psychische stoornis waarbij iemand zich overmatig afhankelijk opstelt. Dit wordt soms ook wel een afhankelijkheidsstoornis genoemd.
Het belangrijkste kenmerk van een filosofische vraag is dat hét antwoord niet in een boek, encyclopedie of op wikipedia te vinden is. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Vaak is het zo dat bij een filosofische vraag niet meteen duidelijk is wat voor soort antwoord er moet komen.
In een socratisch gesprek kom je erachter hoe je denkt, wat je denkt en waar je dat denken op baseert. Je wordt gevraagd je standpunt helder te verwoorden, en vervolgens ook te onderbouwen. Door elkaar te bevragen op die uitspraken, word je gedwongen dieper te denken, verder te denken en misschien wel anders te denken.
Een fundamentele vraag is universeel en niet particulier. Met universeel bedoelen we 'een vraag waarop iedereen zou kunnen antwoorden'. Een voorbeeld: Particuliere vraag: Kan ik mijn collega vragen over te werken vanavond?
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Een verdiepende vraag is dus een vraag die verder gaat op een daarvoor besproken onderwerp. Voorbeeld: Jij: Wat vind je belangrijk in je werk?