Onder de bèta vakken (of bètavakken) vallen wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie. Het zijn de vakken die gaan over natuurwetenschappen. Bij bèta vakken ligt de nadruk altijd op de manier waarop dingen precies werken. Daarom worden ze ook wel exacte vakken genoemd.
Exacte vakken zijn wiskunde, scheikunde en natuurkunde. Het zijn de vakken waarbij precieze berekeningen en een wetenschappelijke benadering de boven-toon voeren.
Profielkeuze havo en vwo. Aan het einde van het derde leerjaar havo en vwo maak je een profielkeuze. De bovenbouw van havo en vwo heeft vier profielen: Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid, Economie en Maatschappij en Cultuur en Maatschappij. Scholen bieden deze profielen altijd aan.
De alfawetenschappen bestuderen de producten van het menselijk handelen. Denk bijvoorbeeld aan talen. De bètawetenschappen houden zich enkel bezig met de niet-menselijke natuur. De nadruk ligt op exacte berekeningen en experimenten.
De exacte vakken of ook wel bèta vakken zijn de vakken wiskunde, scheikunde en natuurkunde. De vakken biologie en aardrijkskunde worden in Nederland in het algemeen ook gerekend tot de exacte vakken. Het gaat dus om de vakken die samenhangen met de natuurwetten, exacte berekeningen en logica.
Wiskunde B is wat moeilijker. Het is vooral bedoeld voor wie graag wiskunde deed in de onderbouw en het ook goed kon. Het is een keuzevak, behalve voor scholieren die het profiel Natuur en Techniek kiezen.
Het voortgezet onderwijs omvat het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en het praktijkonderwijs. Het vwo, havo, vmbo en praktijkonderwijs vallen onder de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO).
Maar wat is Bèta eigenlijk? Het is de verzamelterm voor de exacte vakken als biologie, techniek, natuurkunde, scheikunde, etc. Globaal zijn de opleidingen onder te verdelen in drie gebieden, te weten Natuurwetenschappen & Techniek, Levenswetenschappen en Informatiewetenschappen.
Bètawetenschappen (exacte wetenschappen, bèta studies) gaan over natuurwetten en theorieën, over algebra en logica. Een liefhebber van cijfers en feiten noemt zichzelf een 'bèta persoon'. Zo iemand is niet automatisch 'slecht' in talen; je kunt goed zijn in wiskunde en tegelijkertijd een talenknobbel hebben.
Gamma-studies
Bestuderen het menselijk handelen. Voorbeelden van gamma-studies zijn sociologie, politicologie, godsdienst, economie, antropologie, bestuurskunde, rechten, communicatiewetenschappen en psychologie.
Het vwo bestaat uit twee opleidingen: het gymnasium en het atheneum. Beide opleidingen hebben hetzelfde niveau, duren allebei zes jaar en bereiden je voor op het wetenschappelijk onderwijs (WO), de universiteit. Het belangrijkste verschil tussen de twee opleidingen is dat je op het gymnasium Grieks en Latijn leert.
Economie en maatschappij is het meest gevolgde profiel door havo-geslaagden, zowel door jongens als meisjes. Daarna volgt het profiel Natuur en gezondheid, dit profiel wordt door meer meisjes dan jongens gekozen. Natuur en techniek wordt juist vaker door jongens gevolgd.
Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
Moeilijkste & makkelijkste examens
Als moeilijkste examens werden de vakken wiskunde en natuurkunde het meest genoemd, op de voet gevolgd door economie, Nederlands en geschiedenis.
Verplichte vakken
rekenen en wiskunde; oriëntatie op jezelf en de wereld: zoals aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, verkeersles en staatsinrichting; kunstzinnige oriëntatie: bijvoorbeeld muziek, tekenen en handvaardigheid; bewegingsonderwijs: bijvoorbeeld gymlessen.
Vanaf het derde jaar volgen leerlingen altijd de vakken Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ckv én vakken die horen bij een profiel. Het profiel kies je zelf. Het eindexamen bestaat uit schoolexamens en centraal examens.
Voorbeelden van gammawetenschappen zijn psychologie, sociologie en economie.
Metaaltechniek, werktuigbouwkunde, elektrotechniek, elektronica , bouwtechniek, mechatronica en vele andere technische vakgebieden behandelen kennis die in de bètavakken wordt aangeleerd. Daarom moeten leerlingen of studenten die een technische opleiding doen in vrijwel alle gevallen ook bètavakken volgen.
Kun je goed overweg met talen, dan ben je een typische alfa.Houd je je liever bezig met het oplossen van wiskundige problemen, dan ben je een echte bèta. Ben je daarentegen geïnteresseerd in psychologie of economie, dan krijg je al snel het etiket gamma opgeplakt.
De bèta van een aandeel is een getal dat de gevoeligheid van een aandeel weergeeft ten opzichte van de markt. Als een aandeel een bèta heeft van 1,5 betekent dit dat de reactie van het aandeel anderhalf keer groter is dan die van de markt.
In plaats van de gebruikte methode kun je ook kijken naar wat de wetenschap bestudeert: alfawetenschappen bestuderen producten van de menselijke geest, bètawetenschappen bestuderen de natuur en de gammawetenschappen bestuderen het menselijk handelen.
Vooral de vierde klas havo staat al jaren als probleemklas bekend.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116.
Het vwo is niet veel moeilijker dan havo
De meerderheid vindt het vwo niet veel moeilijker dan de havo, al neemt de moeilijkheidsgraad wel iets toe naarmate je verder komt. Er wordt dieper op de stof ingegaan en je hebt meer inzicht nodig, ondervond Hugo.