Kostensoort; is het type kosten, zoals salariskosten, afschrijvingskosten of representatiekosten, die grote gelijkenis hebben en als dusdanig onder één noemer worden gebracht. Zo valt onder de kostensoort salariskosten veelal het loon, de pensioenlasten en de vakantie-uitkering van de medewerkers.
Als overige bedrijfskosten worden beschouwd: kosten van energieverbruik, vervoermiddelen, huisvesting, machines/inventaris/installaties e.d., verkoopkosten, communicatiekosten, kosten van dienstverlening aan derden, overige personeelskosten en overige bedrijfskosten die niet apart zijn gespecificeerd.
Overige kosten: auto- en transportkosten, huisvestingkosten, onderhoudskosten, verkoopkosten, notariskosten, kantoorkosten en reiskosten.
Vaste kosten zijn kosten die een onderneming maakt, ongeacht of er nu veel of weinig verkocht wordt. Ze komen elke maand weer terug. Voorbeelden van deze constante kosten zijn huur, salarissen van vast personeel, verzekeringen en afschrijvingen van machines en gebouwen.
Indirecte kosten zijn kosten die niet direct met het product te maken hebben. Zoals energiekosten. Om een schoen te maken, heeft u energie nodig voor de naaimachine. Omdat u diezelfde energie ook gebruikt om uw bedrijfspand te verlichten, zijn de energiekosten indirect.
In de standaardtaal worden kosten en onkosten in het meervoud gebruikt in de betekenissen 'de prijs die je voor iets moet betalen' en 'de uitgaven die je moet doen'.
Definitie. De totale kosten (TK) zijn alle kosten van een onderneming in een bepaalde periode. De totale kosten zijn gelijk aan de som van de totale variabele kosten (TVK) en de totale constante kosten (TCK).
Voorbeelden van variabele kosten zijn:
Inkoopkosten van grondstoffen en materialen. Commissies voor verkopers. Energiekosten. Verzendkosten.
De kosten hoeven niet op het precieze moment betaald te worden.Zo kun je dus kosten maken, maar nog geen directe uitgaven doen. Bijvoorbeeld wanneer je een zakelijke bestelling doet en de factuur ontvangt, maar nog niet hebt betaald. Pas wanneer je de factuur betaalt wordt het een uitgave.
Het kostte wat het kost
Kostte is namelijk de verledentijdsvorm van kosten, en alleen de aanvoegende wijs koste heeft de betekenis 'het mag kosten'. De verleden tijd kostte is uiteraard wel juist in zinnen als 'Het kaartje kostte 70 euro' en 'Het kostte me een dag, maar ik heb Mount Snowdon beklommen. '
Overheadkosten zijn kosten of uitgaven (zoals algemene & administratieve kosten, afschrijving, energie, administratie, verzekering, huur en nutskosten) die: Bij een activiteit of het bedrijf als geheel horen.
Bij directe kosten gaat het om kosten die gemakkelijk te traceren zijn naar een bepaalde afdeling, klant of productie. Bij variabele kosten gaat het productiekosten die veranderen op het moment dat de hoeveelheid van de productie wisselt.
De directe loonkosten vormen het grootste deel van de loonkosten. Deze kosten bestaan onder meer uit: Het salaris.
Marginale kosten geven het bedrag aan waarmee de totale kosten van het bedrijf toenemen als het bedrijf één extra product produceert. Constante kosten zijn niet afhankelijk van de productieomvang. Daardoor kunnen de kosten dus niet toenemen als je een extra product maakt.
Lonen worden vaak als variabele kosten gezien maar een deel van de loonkosten is vast.
Onder variabele kosten vallen bijvoorbeeld personeelskosten van flexibel personeel of voorraadkosten.
Tot de productie overhead behoren kosten zoals salariskosten, afschrijvingskosten van activa, energierekeningen, internetkosten en de huur. De administratieve overhead heeft betrekking op zaken zoals verzekeringen en juridische kosten.
Financiële kosten zijn de kosten van een professionele bankrekening, de rente op een lening, een korting die je hebt gegeven op een factuur, negatieve kasverschillen, interesten op laattijdige betalingen.
Wat zijn de variabele kosten ? Ze zijn de kosten die veranderen door een toename of afname in de productieomvang, zoals bijvoorbeeld de grondstofkosten. In tegenstelling tot de vaste kosten variëren deze kosten dus constant. Deze kosten kunnen uitgedrukt worden in een percentage van je inkomen of in een aankoopkost.
Het Nibud adviseert je uitgaven in drie groepen te verdelen: - dagelijkse uitgaven;- vaste lasten;- incidentele uitgaven.
Uitgaven die geen kosten zijn: dividendbetalingen, kopen van grond, lening aflossen. Uitgaven die tegelijk ook kosten zijn: directe betalingen van bijvoorbeeld salarissen of inkopen. Uitgaven die later tot kosten zullen leiden: bedragen die je vooruit hebt betaald, investeringen in materiele vaste activa.