In totaal zijn er zes interactievaardigheden benoemd: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, praten & uitleggen, structuur & continuïteit, ontwikkelingsstimulering en het begeleiden van interacties.
Het recht om zelf te bepalen wat je doet. Respect voor autonomie betekent dat een kind steun krijgt bij activiteiten waarbij hij die nodig heeft en dat hij ongestoord bezig kan zijn wanneer dat mogelijk is.
De zes interactievaardigheden zijn: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, praten & uitleggen, structuren & leidinggeven, ontwikkelingsstimulering en het begeleiden van onderlinge interacties.
Dit zijn vaardigheden die je toepast om kinderen te helpen zich verder te ontwikkelen en te ontdekken waar hun kracht ligt. Dit zijn de volgende vaardigheden: Praten en uitleggen, ontwikkelingsstimulering, begeleiden van onderlinge interacties.
Sensitief: gevoelig zijn voor signalen van de kinderen, deze herkennen en goed weten te interpreteren (kijken en luisteren) Responsief: adequaat reageren op de signalen: een reactie geven waaruit blijkt dat je de intenties van het kind goed hebt begrepen.
Onderlinge interacties indirect begeleiden doe je door gebruik te maken van de ruimte, inrichting en materialen. En door de nabijheid tot de pedagogisch professional. Hiermee kun je de mate waarin en de manier waarop kinderen op elkaar georiënteerd zijn versterken.
Aan de orde zullen komen; de waarborging van de emotionele veiligheid van de kinderen, de mogelijkheden tot sociale ontwikkeling, de mogelijkheden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties en de normen en waarden die wij de kinderen willen meegeven.
Het principe van respect voor autonomie betekent dat je als arts respect hebt voor iemands opvattingen, keuzes en leefwijze. Respect voor autonomie is belangrijk, omdat mensen zonder dwang van anderen beslissingen moeten kunnen nemen over welke zorg zij wel en niet willen.
Ontwikkelingsstimulering gaat over wat je als opvoeder doet om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Daartoe moet men de ontwikkeling van het kind volgen en aansluiten bij zijn behoeften en interesses.
Interactie is een wisselwerking, een wederzijdse actie tussen mensen, dieren of dingen. Bij interactie gaat het om onderlinge beïnvloeding van onder andere mensen: 'tijdens de voetbalwedstrijd waren de spelers goed op elkaar ingespeeld, er bestond interactie tussen de spelers'.
Door veel met kinderen te praten en hen uitleg te geven, leer je hen de wereld om hen heen te begrijpen. Je helpt hen om hun gedrag aan te passen aan hun omgeving. Door te praten en uit te leggen, stimuleer je niet alleen de taalontwikkeling, maar ook de cognitieve en sociale ontwikkeling.
Structureren en grenzen stellen is dus: De omgeving voor het kind overzichtelijk en zoveel mogelijk voorspelbaar maken, dit houdt ook in dat je zelf voorspelbaar (consequent) bent in je gedrag. het kind duidelijk maken wat je van hem verwacht. zorgen dat het kind zich aan de gestelde regels houdt.
Positief sociaal gedrag, zoals luisteren naar elkaar, elkaar helpen, delen en samen praten, moedig je aan. Dit zijn positieve interacties tussen kinderen. voorbeeld begeleidt Annet de kinderen door ze positief contact met elkaar te laten maken. die verbaal vaardig zijn.
“Kinderparticipatie is het betrekken van kinderen in overleg en bij het nemen van beslissingen. Door een kind mee te laten praten en de mogelijkheid geven eigen ideeën te uiten wordt het zelfvertrouwen gestimuleerd.
Interactie = De onderlinge beïnvloeding of wisselwerking. EOT = EOT, de echtscheiding door onderlinge toestemming. Correlatie = Een onderlinge wisselwerking of samenhang.
Didactiek is onderdeel van de pedagogiek en behandelt de regels en de kunst van het onderwijzen. Het geeft handvatten voor het motiveren van leerlingen en het goed opbouwen van lessen. Om dit goed te kunnen doen zijn natuurlijk bepaalde vaardigheden nodig.
Respect voor autonomie van kinderen houdt in: • dat je het kind baas laat zijn over het eigen lichaam; • dat je de ruimte zó inricht dat het kind zelfstandig activiteiten kan ondernemen; • dat je het kind zoveel mogelijk de ruimte geeft om dingen zelf te ontdekken; • dat je respect toont voor de (culturele) achtergrond ...
Sensitiviteit is de gevoeligheid van een test in de diagnostiek, dat wil zeggen hoe goed de test erin slaagt het verschijnsel aan te tonen waarop getest wordt. Specificiteit bepaalt hoe specifiek de test is, dat wil zeggen hoe goed de test erin slaagt de afwezigheid van het verschijnsel aan te tonen.
Bij de vaardigheid praten en uitleggen gaat het over de taal die jij gebruikt bij het begeleiden van kinderen. Het gaat ook over de manier waarop je bij kunt dragen aan de ontwikkeling van de eigen taalvaardigheid van kinderen. Er zijn verschillende uitspraken over taal waaraan je het belang van taal kunt zien.