Wanneer men voortbouwt op foutieve argumenten is er sprake van een drogredenering. Een voorbeeld van een drogredenering is 'Mijn oma dronk elke dag wijn en zij is 100 geworden, dus alcohol is helemaal niet gevaarlijk'. In dit argument wordt een overhaaste generalisatie gemaakt.
Een onjuist beroep op een autoriteit
Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak.
Bij het vertekenen van het standpunt wordt het standpunt of een argument van de tegenstander onjuist weergegeven. De tegenstander wordt dan een standpunt of argument in de mond gelegd dat hij niet heeft ingenomen. Dat is dan meestal een uitspraak die niet zo makkelijk te verdedigen is.
Een drogreden, schijnreden of sofisme is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt. Wanneer een Bewys de gedaante van Waarheid met zich brengt en evenwel ons doet dwaalen, is 't een Drogreden.
We onderscheiden drie soorten standpunten: positief, negatief en twijfel.
Wie zwijgt, stemt toe
Een andere benaming voor deze drogreden is argumentum ex silentio. Voorbeeld: Wie zwijgt, stemt toe Toen ik Pascalle vroeg of ze plagiaat had gepleegd, zweeg ze, dus ze heeft plagiaat gepleegd. Dit is een drogreden, omdat er andere redenen kunnen zijn voor het zwijgen.
het gezagsargument: wanneer je niet het argument zelf aanvalt, maar het probeert te ontkrachten door te verwijzen naar een autoriteit; bv. Het is zo want het staat in de Bijbel.
Een stropopredenering (stroman/vogelverschrikker) is een type drogreden waarbij men niet het werkelijke standpunt van de tegenstander weerlegt maar een (karikaturale) variant daarvan.
Bij een vals dilemma doet een spreker of schrijver alsof er twee opties zijn waartussen iemand moet kiezen, terwijl er in feite ook een onbesproken derde of zelfs vierde optie is. Dit noemt men ook wel zwart-witdenken. Voorbeeld: “Als je niet voor Geert Wilders bent, dan ben je voor GroenLinks.”
Het argument ad populum of de pathetische drogreden: - Gelijk proberen te halen door in te spelen op de gevoelens van je tegenstander of zelf door te manipuleren.
fallacy = denkfout, misvatting; intentional < Lat. intentio = bedoeling. Term afkomstig van de New Critics (New Criticism) – speciaal in de jaren 1950 in gebruik gekomen – waarmee het bedrieglijke van de auteursintentie als hulpmiddel bij het interpreteren en evalueren van literaire teksten wordt aangeduid.
We onderscheiden twee soorten argumenten: de feitelijke en de waarderende. Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar. Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
(1) Argumenten op basis van feiten, (2) argumenten op basis van onderzoek of wetenschap, (3) argumenten op basis van wat je belangrijk vindt, (4) argumenten op basis van wat je verwacht, (5) argumenten op basis van geloof, (6) argumenten op basis van gezag en (7) argumenten op basis van nut.
Wanneer je een bepaalde mening hebt over iets, oftewel een standpunt, en je wil iemand anders overtuigen van jouw mening, dan gebruik je argumenten om jouw standpunt te onderbouwen.
Autoriteitsargumentatie Bij een autoriteitsargumentatie voert de spreker al dan niet terecht een uitspraak van een alom gerespecteerd persoon of instantie (de autoriteit) aan om zijn eigen bewering kracht bij te zetten. In alledaags taalgebruik kom je een autoriteitsargument vaak tegen.
Standpunt met geheel van bijbehorende argumenten dat het standpunt ondersteunt (argumenten) of ontkracht (tegenargumenten). Een tegenargument is een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht. Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een argument ontkracht.
Breder wordt er naar deze drogreden verwezen wanneer iemand het goede of het juiste wil afleiden van wat het natuurlijke of het feitelijke is. Deze stelling is dus een kritiek op het ethisch naturalisme. Onze definitie: Het probleem van de onmogelijkheid om normen te ontlenen aan de natuur.
Een blokschema wordt gebruikt om een chemisch proces schematisch weer te geven . Het proces wordt opgedeeld in verschillende stappen, die worden weergegeven als blokken. De blokken geven verschillende ruimtes aan waarin de reactie of proces plaatsvindt, zoals een reactorvat of een distillatiekolom .
Je kan een bruggetje maken naar de weerlegging door een zin als: "Een tegenargument dat we niet kunnen negeren is..." Vervolgens leg jij uit waarom dit argument niet klopt. Dit kan je doen met een nieuw argument of door een voorbeeld, feit of statistiek te noemen die aantoont waarom het argument niet klopt.
Bij de want/dus-proef probeer je uit of je tussen twee als argumentatie bedoelde uitspraken want of dus kunt zetten.
Voer de 'want/dus'-proef uit als je twijfelt over de volgorde van de argumentatie: van standpunt naar argument ga je met want, van argument naar standpunt met dus. Lees bij betoog hoe je je argumenten het helderst verwoordt.