Wat de mens over de werkelijkheid meent te kennen, is volledig afhankelijk van zijn waarnemingen en hoe hij deze waarnemingen interpreteert. Nu kan de mens, zo zegt Kant, niet anders dan met in het bewustzijn a priori aanwezige structuren werken. Kant noemt deze 'aanschouwingsvormen' en 'categorieën.
Vrijheid was in Kants ogen: autonomie, of letterlijk: zelf-wetgeving. De mens handelt in Kants ogen moreel als hij handelt overeenkomstig de morele wet die hij in zichzelf draagt. Deze morele wet noemde hij de 'categorische imperatief'. De morele autonomie kwam bij Kant vóór alles.
Kant verbindt geloof vooral met moraal en het goede doen. De verlichtingsfilosoof Kant (1724-1804) probeerde ervaring en denken met elkaar te combineren. De ratio achter de godsbewijzen legde hierdoor het loodje. God valt eigenlijk niet te begrijpen volgens Kant.
De vraag 'Wat mag ik hopen? ' wordt in deze nieuwe vorm van godsdienstfilosofie beantwoord. Als godsdienstfilosoof laat Kant zien dat alleen de religie een perspectief van hoop kan bieden voor de morele levenswandel van de mens en de kloof tussen morele deugd en gelukzaligheid kan dichten.
Volgens Kant kun je pas spreken over ethisch handelen wanneer een persoon zelf vrij is om zijn eigen wil te bepalen. Alleen dan kunnen we, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het instinctieve handelen van dieren, zelf een afweging maken aan welke impulsen we wel en niet toegeven.
Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen! Is dan ook het motto van de Verlichting. ' Zo typeerde Immanuel Kant, in zijn fameuze opstel Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting? (1784) het geestelijke tijdperk waarvan hij zelf deel uitmaakte.
Vrijheid betekent bij Kant dus niet: doen waar je zin in hebt. Vrijheid impliceert verantwoordelijkheid. Een autonoom mens verplicht zichzelf goed te handelen. In de beroemde categorisch imperatief geeft Kant een criterium: handel volgens dat principe waarvan je zou willen dat het een algemene wet wordt.
naamw. (m.) Uitspraak: [kɑnt] Verbuigingen: kant|en (meerv.) 1) rand (van iets) Voorbeelden: `je auto aan de kant van de weg zetten`, `spullen uit je boot op de kant zetten`aan/langs de kant staan (niet meedoen) `mens...
Metafysica is de filosofische discipline die volgens Aristoteles na (in het Grieks: meta ) de fysica, de studie van de natuur, komt. De metafysica onderzoekt de eerste oorzaken van de dingen. Daarbij moet men oorzaak echter niet opvatten in de gangbare zin van causaliteit.
Deugdethiek of deugdenethiek is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de vraag: 'hoe te leven?' Het antwoord op deze vraag naar 'het goede leven' wordt geformuleerd in termen van deugd, doel (telos) en eudaimonía (geluk).
De vraag 'Wat kan ik weten ? ' is geformuleerd door Immanuel Kant (1724-1804). Aan Kant danken we het idee van de autonome mens. De mens die voor zichzelf denkt en zich niet onmondig laat leiden door een ander.
Het Ding an sich, de wereld zoals hij 'echt' is, kan de mens volgens Kant niet kennen. Mensen kennen slechts de Dinge für mich. Dit betreft de manier waarop de wereld en alle dingen persoonlijk worden ervaren. Er is altijd sprake van een subjectieve interpretatie van de waargenomen werkelijkheid.
De plichtethiek gaat uit van de morele plicht waaruit een handeling wordt gedaan, die bepaald of een handeling goed is niet zozeer de gevolgen. Kant is de grondlegger van de plichtethiek. Om te bepalen of een handeling goed is heeft hij het categorische imperatief bedacht.
Er zijn twee grote basissoorten: kloskant, die met de hand wordt gemaakt met behulp van klosjes en spelden die in een kantkloskussen worden gestoken. naaldkant, die met de hand wordt gemaakt met behulp van naalden. Deze kantsoort vergt ander materiaal en heeft geen gelijkenissen met kloskant.
Het bijvoeglijk naamwoord kant kwam in de zestiende eeuw voor in de betekenis 'kloek, stevig, flink (van mannen)'. In de zeventiende eeuw kwam daar de betekenis 'in orde, gereed, klaar' bij. Kant kwam in deze betekenis vooral voor in de verbinding klaer en kant. Later werd dat kant en klaar.
In Nederland vinden we vrijheid heel belangrijk, zo belangrijk dat er in de Grondwet is opgeschreven dat iedereen recht heeft op vrijheid. In de Grondwet staan ook nog een aantal andere vrijheden, bijvoorbeeld: de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van kunst en wetenschappen.
'Vrijheid betekent dat je mag denken, zeggen en doen wat je zelf wilt. In Nederland hebben we veel vrijheid. Iedereen in Nederland heeft dezelfde vrijheden. Dat betekent dat ook andere mensen mogen denken, zeggen en doen wat zij willen,' zo stelt de Nederlandse overheid in een boekje over de kernwaarden van Nederland.
Er is persoonlijke, intellectuele, politieke en academische vrijheid. Tot de vrijheidsrechten behoren die op vrijheid van geweten, godsdienst, meningsuiting, vereniging en drukpers. Men is vrij in de keuze van geloof, opvoeding (ouderlijke macht), werk, partner voor een huwelijk, enzovoort.
De aanduiding categorische imperatief komt uit het gedachtegoed van de achttiende-eeuwse filosoof Kant. Het is een gebod met algemene, universele geldigheid: een gebod waarvan iedereen zou wensen dat anderen zich eraan houden, en waaraan jij je zelf dus ook houdt.
Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (Nederlands: Beantwoording van de vraag: Wat is Verlichting?) is een essay, dat in 1784 door de filosoof Immanuel Kant geschreven werd en in het decembernummer van het Berlinische Monatsschrift gepubliceerd werd.
De begrippen 'ethiek' en 'moraal' worden vaak door elkaar gebruikt, maar zijn wezenlijk verschillend. 'Moraal' is het geheel van waarden en normen dat voor een persoon of een groep van belang is. 'Ethiek' is het systematisch nadenken over die moraal. Ethiek bestudeert en analyseert dus de moraal.