Een vierkant is een ruit. Een ruit is een
In de meetkunde is een vierkant een regelmatige veelhoek met vier gelijke zijden en vier rechte hoeken tussen die zijden.
Een ruit is een vierhoek met alle zijden even lang. Vierkanten zijn vierhoeken. Vierkanten hebben alle zijden even lang. Dus, vierkanten zijn ruiten!
Een ruit is een parallellogram met alle vier zijden van dezelfde lengte.
Als alle drie de zijden congruent zijn, als alle drie de zijden dezelfde lengte hebben, noemen we dit gelijkzijdig. En je kan dit ook gelijkbenig noemen, want bij gelijkbenig hebben tenminste twee zijden dezelfde lengte. Deze heeft absoluut tenminste twee gelijke zijden, het heeft er zelfs drie.
Er is betekenisverschil. Een ruit is een bijzonder parallellogram waarin de overstaande zijden niet alleen evenwijdig zijn, maar ook nog gelijk. Een vierkant is niet alleen een bijzondere ruit (gelijke hoeken) maar ook een bijzonder parallellogram (zijden loodrecht op elkaar).
Een ruit is een bijzondere parallellogram. Alle zijden van een ruit zijn namelijk even lang. De diagonalen staan loodrecht op elkaar, delen de hoeken middendoor en zijn de symmetrieassen van de ruit.
Een rechthoekige driehoek heeft 3 zijdes: 2 rechthoekszijden en een schuine zijde. De schuine zijde wordt ook wel eens de langste zijde, of de hypotenusa genoemd. Bij de stelling van Pythagoras kan je de schuine zijde berekenen wanneer je de 2 rechthoekszijden weet.
Een driehoek heeft tevens drie zijden. Een gelijkbenige driehoek heeft twee zijden die even lang zijn.
De vierkant: heeft altijd vier hoeken van 90°. Bij elkaar zijn de hoeken 360°. De rechthoek: heeft net als de vierkant vier hoeken van 90°. De driehoek: heeft altijd 3 hoeken, maar dit kunnen rechte, scherpe of stompe hoeken zijn.
De pivoteerpuntstelling van Miquel is een stelling uit de meetkunde, afgeleid van een publicatie van de Franse wiskundige Auguste Miquel in 1838. De oorspronkelijke stelling van Miquel. Het pivoteerpunt M: DEF en de voetpuntsdriehoek D'E'F' van M zijn gelijkvormig.
Een vierkant is een bijzondere vlieger: de twee paren aanliggende zijden zijn ook gelijk aan elkaar. Een vierkant heeft niet alleen een ingeschreven maar ook een omgeschreven cirkel. Een ruit is ook een bijzondere vlieger met vier gelijke zijden.
Rechthoek (vier rechte hoeken), vierkant (vier gelijke zijden én vier rechte hoeken), parallellogram (twee paar evenwijdige zijden), ruit (vier gelijke zijden), trapezium (één paar evenwijdige zijden), vlieger (twee paar gelijke zijden).
Een vierkant heeft altijd vier gelijke hoeken van 90° en vier gelijke zijden die per twee evenwijdig zijn. Een rechthoek en een ruit zijn allebei een trapezium en een parallellogram, maar een rechthoek is geen ruit en een ruit geen rechthoek.
Een trapezium is een vierhoek met minstens één paar evenwijdige zijden. Hieronder zie je een voorbeeld van een trapezium. Een vlieger is een vierhoek waarvan minstens één diagonaal de symmetrieas is. Hieronder zie je een voorbeeld van een vlieger.
Een ruit is een vierhoek met gelijke zijden.
Een tetraëder is een piramide met een drie- hoekig grondvlak en drie gelijke gelijkzijdige driehoeken als zijvlak. Met andere woorden, het is een regelmatig viervlak: een ruimtelijke figuur opgebouwd uit vier gelijkzijdige drie- hoeken, zie figuur 1.
Het is een cirkelsector.
raam (zn) : venster, glas, ruit, glasraam. blok (zn) : ruit.
Diagonaal betekent in het algemeen: schuin lopend, onder een hoek van 45 graden. Dat komt er meestal op neer, dat een diagonaal in een figuur vanuit een hoek naar de hoek er tegenover loopt. De twee diagonalen in een vierkant, de blauwe stippellijnen, staan loodrecht op elkaar.
kenmerken van een vierkant is dat het 4 hoeken heeft van 90 graden en 4 gelijke zijden. kernerken van een vierhoek zijn gewoon dat het een figuur is met 4 hoeken.
Een ruit is in de meetkunde een vierhoek waarvan de vier zijden even lang zijn. De tegenover elkaar gelegen hoeken zijn gelijk aan elkaar.
Een driehoek heeft drie hoekpunten en drie zijden. De drie hoeken zijn samen 180∘. Een rechthoekige driehoek heeft één rechte hoek, een gelijkbenige driehoek heeft twee gelijke zijden en een gelijkzijdige driehoek heeft drie gelijke zijden. Een vierhoek heeft vier hoekpunten en vier zijden.
Een vlieger is lijnsymmetrisch met een symmetrieas. Een ruit is lijnsymmetrisch met twee symmetrieassen, puntsymmetrisch en draaisymmetrisch met een kleinste draaihoek van 180∘ . Een trapezium is niet altijd symmetrisch.