De middeleeuwen (letterlijk tussenliggende eeuwen) (ca. 500 tot ca. 1500) vormen, in de historiografische indeling of periodisering van de geschiedenis van Europa, de periode tussen de klassieke oudheid en de vroegmoderne tijd.
De Middeleeuwen is de naam voor de periode tussen 500 en 1500 na Christus. Middeleeuwen betekent letterlijk: tussenperiode. In deze tijd wordt in Europa de Christelijke godsdienst erg belangrijk. Er komen veel kerken en kloosters en de geestelijken krijgen veel macht.
Met de term middeleeuwen wordt de periode bedoeld tussen ca. 500 en 1500. Het is een periode waarin zich veel veranderingen voordoen zoals de opkomst van de steden en een steeds toenemend belang van het schrift, niet alleen in het Latijn maar vanaf de twaalfde eeuw ook de volkstaal (de voorloper van het Nederlands).
Bij Middeleeuwen denk je aan ridders, kastelen en heldhaftige gevechten. Het is een tijd waarover heel wat boeken en films zijn gemaakt. Meestal lees of zie je daarin niet zoveel over de gewone mensen. De boeren die hard moesten werken, hun vrouwen en kinderen die meewerkten.
Over de middeleeuwen (ca.400-1500 na Chr.) heersen veel misverstanden en vooroordelen. Het zou bijvoorbeeld een tijd van onrust en verval zijn, na de ondergang van het Romeinse Rijk: de 'donkere middeleeuwen'.
De Middeleeuwen heten zo omdat ze in het midden zitten, tussen de Oudheid en de Renaissance.
Het is 476 na Christus. De laatste Romeinse keizer wordt afgezet en de macht van het Romeinse Rijk in het westen van Europa komt ten einde. Dit markeert voor ons het begin van een nieuwe tijdsperiode in de geschiedenis: de middeleeuwen. De middeleeuwen worden opgedeeld in de vroege en de late middeleeuwen.
De meeste mensen woonden tijdens de middeleeuwen op het platteland. Hoe een boerenwoning eruitzag, hing sterk af van de welvaart van de boer in kwestie. Relatief welvarende vrije boeren bouwden houten constructies. De muren waren met leem aangesmeerd en de daken waren van stro.
Enkele andere belangrijke uitvindingen waren het spinnewiel, de mechanische klok, het trekpaardentuig, de stijgbeugel, verbeteringen van windmolens en natuurlijk de drukpers, die in 1450 door de Duitser Johannes Gutenberg werd ontwikkeld.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
De middeleeuwen begonnen toen het Romeinse Rijk definitief scheurde in een Oostelijk en een Westelijk deel. Het oostelijk deel bleef bestaan als een keizerrijk. Het westelijk deel ontaardde in chaos waar barbaarse volkeren de overblijfstelen van het West-Romeinse Rijk onder de voet liepen.
Vooral de rijke mensen, de koningen en de mensen van adel, woonden in kastelen. De ridders woonden vaak in landhuizen. Vaak kwamen veel mensen samen in de grote zaal van een kasteel. Daar werd met veel mensen gegeten of werden zaken geregeld.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Om met elkaar te communiceren, was fysieke nabijheid een must. In gesprekken en door het vertellen van verhalen wisselden mensen kennis, informatie en emoties uit. Met de komst van het geschreven woord ontstond ook een vorm van communicatie waarbij sprake kon zijn van eenrichtingsverkeer.
Middelnederlands: 1200-1500.
Ook over de vraag wanneer de Middeleeuwen precies eindigen is men het niet helemaal eens. Over het algemeen wordt echter de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 aangehouden als hét eindpunt van de Middeleeuwen.
Aan het begin van de Middeleeuwen vechten de meeste mensen met een kruisboog, maar in de late Middeleeuwen wordt door de Chinese uitvinding van buskruit, het kanon populair.
Door ziekte en aftakeling was de gemiddelde leeftijd in de middeleeuwen extreem laag. Door opgravingen op middeleeuwse begraafplaatsen en botanalyses is vastgesteld dat de gemiddelde levensduur in grote delen van Europa 30 tot 35 jaar was. Nu is dat in West-Europa 79 jaar voor mannen en 84 voor vrouwen.
Mark was sinds de middeleeuwen de naam voor diverse munteenheden, die allemaal waren afgeleid van de Germaanse gewichtseenheid mark. Deze eenheid verdrong in het Germaanse taalgebied vanaf de 11e eeuw het pond als gewichtseenheid voor muntgeld dat vervaardigd was uit edelmetaal.
De steden en kastelen waren grote consumenten van alle soorten goederen. Gewone mensen hadden dus alle daarvoor noodzakelijke beroepen van de gewone; wever, leerlooier schoenmaker, meubelmaker, smid. boekbinder, metser, dakdekker. Tot de meer luxueuze, schilder, beeldhouwer, tapijtwever.
De vrouwen droegen ruim geplooide lange jurken die om het middel met een koord waren ingesnoerd. Daaraan hing vaak, onder hun schort, ook een buideltje. Zij droegen vaak een aantal onderrokken waardoor ze dikker leken. Dat duidde op een goede gezondheid en misschien wel zwangerschap en dus vruchtbaarheid.
In de middeleeuwen moest je trouw zijn aan de mensen die hoger in rang waren. Boeren, horigen en schildknapen waren bijvoorbeeld trouw aan ridders en de ridders op hun beurt aan koningen.
De Nederlanden, Frans-Lotharingen en de Elzas kwam onder de naam hertogdom Lotharingen aan Lotharius II toe. Het hertogdom Lotharingen viel vervolgens verder uiteen in verschillende bestuursgebieden, die met de naam hertogdom of graafschap werden aangeduid.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas.