Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens… achter te zetten.
reflexief voornaamwoord van de tweede persoon (je).
1) Achtervoegsel 2) Bij 3) Bijwoord 4) Bijwoord van graad 5) Binnen 6) Bovenmatig 7) Chinese maat 8) In 9) Meer dan goed is 10) Meer dan wenselijk 11) Meer dan wenselijk is 12) Overdreven 13) Overmatig 14) Per 15) Persoonlijk voornaamwoord (Frans) 16) Symbool voor Telluur 17) Tellurium 18) Tellurium (afk.)
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer: bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke.
Reacties. Met en van zijn voorzetsels. Toegevoegd na 17 minuten: Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin.
Wat zijn voorzetsels? Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens… achter te zetten.
Dit is het juiste antwoord. De streepjes in café en té (als in 'té groot') heten in beide gevallen accent aigu, maar het gebruik en de uitspraak verschillen. Café is een leenwoord uit het Frans. Bij de meeste leenwoorden is het accent aigu verdwenen, bijvoorbeeld etage, rechaud en employee.
De belangrijkste koppelwerkwoorden zijn zijn, worden en blijven. Daarnaast worden ook de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen als koppelwerkwoord gebruikt.
Juist is: 'Die heeft te veel gegeten. ' Als te veel 'meer dan nodig' betekent, staat er een spatie tussen te en veel. Als het teveel 'het overschot' betekent, is het wél één woord.
Voor tot en met wordt de afkorting t.e.m. gebruikt. Het is aan te bevelen om tot en met voluit te schrijven.
Spreekwoorden: (1914) Iemand te woord staan, d.w.z. naar iemand luisteren, hem gelegenheid geven iets te zeggen; eig. staan om iemands woorden aan te hooren; vgl. bij Hooft: te woordt zijn, te woorde komen, onderhandelen (ook in het mnd.); 17<sup>de<-sup> eeuw ook: ter sprake staan of ter tale staan.
Bijwoord. ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen. Het is niet zo.
Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen bij enkelvoudige het-woorden een buigings-e als ze worden voorafgegaan door het lidwoord het, een aanwijzend voornaamwoord (dit, dat) of een bezittelijk voornaamwoord (mijn, je, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun).
Een bijvoeglijk naamwoord of adjectief is een woordsoort in de taalkundige benoeming. Het wordt gebruikt om iets anders in de zin (vaak een zelfstandig naamwoord) nader te omschrijven. Het bijvoeglijk naamwoord (afkorting bn.)
De correcte spelling is tevoorschijn.
Tevoorschijn wordt als een eenheid beschouwd. Het woord komt alleen voor in de min of meer vaste combinaties met de werkwoorden komen (treden, kruipen, springen) en halen (brengen, roepen).
'Zij is directeur geweest'. Deze zin heeft twee werkwoorden: 'is' en 'geweest'. Het belangrijkste werkwoord is 'geweest', dat is een koppelwerkwoord van 'zijn'. Het werkwoord 'is' is in deze zin dus een hulpwerkwoord en het naamwoordelijk gezegde: is directeur geweest.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Ja, namen zijn zelfstandige naamwoorden.
Bepaald hoofdtelwoord (je weet precies hoeveel): één, twee, vijf, tien, vijftig, honderd, duizend, honderdduizend, miljoen... Onbepaald hoofdtelwoord (je weet niet hoeveel): weinig, minder, minst, veel, meer, meest, enkele, enige, alle, zoveel, sommige…
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).
Het vragend voornaamwoord wat wordt zelfstandig gebruikt. Er volgt dus geen zelfstandig naamwoord. Welk(e) wordt meestal niet-zelfstandig gebruikt. Het wordt dan gevolgd door een zelfstandig naamwoord.