gisteren = bijwoord (van tijd)
de laatste dag die voltooid is.
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer: bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke.
Bijwoord. (tijdrekening) morgen: de eerstvolgende dag na vandaag.
Bijwoord. ▸ Hier ging ik vanavond slapen, helemaal in mijn eentje.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen (of woorden) 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.
Let op: de woorden: wanneer, waar, hoe, waarom, waardoor zijn bijwoorden. Bijwoord: Een bijwoord zegt iet van een werkwoord, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
De belangrijkste koppelwerkwoorden zijn zijn, worden en blijven. Daarnaast worden ook de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen als koppelwerkwoord gebruikt.
Gebruik van er
Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat. Voorbeeld: Ik werk al drie jaar bij dit bedrijf - Ik werk er al drie jaar.
morgen 1 znw. m. 'ochtend', mnl. morghen m.
Bijwoord. ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen. Het is niet zo.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand, zoals ik, jij, hij, jullie etc. Maar het kan ook naar iets verwijzen, zoals het. Welk persoonlijk voornaamwoord je kiest, hangt af van de persoon (eerste, tweede of derde persoon) en het getal (enkelvoud of meervoud).
igår 'gisteren'); < pgm. *gēz. De betekenis 'morgen' in het Oudnoords en het Gotisch is wrsch. secundair; een semantische parallel is Hindi kal 'gisteren; morgen'.
Gisteren is standaardtaal in het hele taalgebied voor 'op de dag voor vandaag'. Gister wordt in Nederland ook vaak gebruikt in gesproken taal en informele geschreven taal. Toch is er een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers die gister in verzorgde schrijftaal afkeurt.
yesterday {bw.}
Een hoofdwerkwoord (of: zelfstandig werkwoord) is het werkwoord dat de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt. In de tegenwoordige en de verleden tijd wordt het hoofdwerkwoord dikwijls uitgedrukt door de persoonsvorm: (1) Hij loopt van hot naar her.
Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat voorkomt in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. In bijvoorbeeld 'Ik ben blij' gaat het om iets wat de 'ik' is (namelijk: blij). In deze zin is ben het koppelwerkwoord; blij is het naamwoordelijk deel van het gezegde.
Bijwoorden van tijd zijn woorden die een tijd aangeven. Deze woorden geven aan wanneer iets gebeurt, wanneer iets gedaan wordt enzovoort. Voorbeelden van deze bijwoorden zijn: nu, straks, daarna, soms, vanavond.
De voegwoorden als en wanneer hebben allebei de betekenis 'op het moment dat': 'Als/wanneer het hard waait, liggen er hier veel takken op de weg.
Zelfstandige naamwoorden (zoals maanden) kunnen twee types van bijzinnen bij zich hebben, die erg op elkaar lijken: een bijzin ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord (die of dat) of een bijzin ingeleid door een onderschikkend voegwoord (dat).
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen. Vaak staat tussen de 2 delen een komma of een voegwoord (allebei kan ook), maar dat hoeft niet. Een samengestelde zin heeft dus ook twee gezegdes. Een gezegde bevat namelijk alleen de werkwoorden die bij elkaar horen.