Met de Romeinen kwam er ook geld in omloop. Het eerste-eeuwse Romeinse muntsysteem leek wat op het onze: er gingen vier assen in een sestertius, vier sestertii in een denarius en 25 denarii in een aureus. De aureus was van goud, de denarius van zilver, de andere munten waren van koper.
De as (meervoud asses) is een munteenheid en een bronzen of koperen munt die in het Romeinse Rijk werd gebruikt en tijdens de Romeinse Republiek en de eerste eeuw van het Romeinse keizerrijk. De oorsprong van het woord as is niet geheel bekend, maar komt waarschijnlijk van Aes Signatum, een "getekende baar" (brons).
Ruilen was voordat er geld kwam de enige manier om spullen te kopen en verkopen. Maar de Romeinen ruilden geen spullen, maar betaalden met munten als ze spullen wilden hebben. Dit is Romeins geld, munten en dat werd dus door de Romeinen gebruikt, ook toen die in ons land waren.
Het woord denarius komt van denarius nummus, wat munteenheid van tien betekent, want zijn waarde was aanvankelijk 10 as. Dat kwam overeen met ruim een halve kilo brons (540 g). Aangezien de waarde van brons tot zilver zich in die tijd verhielden als 1:120, woog de denarius 4,5 g.
Goudgeld gebruiken de Romeinen vooral als spaargeld. De koperen munten zijn noodzakelijk voor een soepel alledaags betalingsverkeer. Centraal staat de as, met daaronder de halve en de kwart as, en erboven de dupondius (waarde: 2 as) en de sestertius (waarde: 4 as).
Een wereldrecord in muntenland, op 8 juni 2021 is de duurste munt ooit geveild! Een Amerikaanse Double Eagle uit 1933 bracht maar liefst 18,8 miljoen dollar op, omgerekend 15,5 miljoen euro.
Een sestertie kan dus het equivalent geweest zijn van alles tussen 5 en 50 euro vandaag. Er is trouwens ook een waarde voor verzamelaars. Die is uiteraard afhankelijk van de zeldzaamheid van de uitgifte en de toestand, met extremen van 15 tot 1.000.000 euro.
De eerste munten stammen, voor zover wij weten, uit 634 voor Christus. De oude muntstukken waren gemaakt (en niet geslagen) van elektrum. Dit is een natuurlijke legering van goud en zilver. Deze oude munten zagen eruit als ovale boontjes waarop een afbeelding gegraveerd stond.
Waarde. De sestertie was in waarde gelijk aan 1/100 aureus, 1/4 denarius en 2 dupondii of 4 koperen assen. De munt werd gemaakt van messing, een legering van koper en zink, en woog ongeveer 27 gram. In de eerste eeuw bedroeg een laag salaris circa 40 sestertii, en verdiende een legionair 80 sestertii per maand.
Tot 476 na Christus heersten de Romeinen over een groot deel van Europa en Noord-Afrika. Daarna werden ze door allerlei volken aangevallen en waren ze niet sterk genoeg meer om te winnen. Maar hun uitvindingen zijn nog steeds overal in gebruik: centrale verwarming, waterleidingbuizen, riool, dakpannen en nog veel meer.
De geschiedenis van de Nederlandse gulden gaat terug tot 1252. De eerste gulden (betekent "gouden") werd florijn genoemd, naar de Florentijnse lelie uit het wapen van de stad Florence, waar in 1252 de eerste belangrijke gouden munt (Gouden florijn) sinds de Karolingische tijd werd geslagen.
Uitvinding 1, geld
Om iets te kunnen kopen moest je iets anders ruilen. Een kledingstuk kon men bijvoorbeeld ruilen tegen een mes. De Romeinen vonden dit lastig en vonden het geld uit. Alle munten hadden aan één kant de afbeelding van de keizer (net als nu bij onze de koning).
In de eerste jaren van de Middeleeuwen bestond er nog geen geld. Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan. Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen.
Mark was sinds de middeleeuwen de naam voor diverse munteenheden, die allemaal waren afgeleid van de Germaanse gewichtseenheid mark. Deze eenheid verdrong in het Germaanse taalgebied vanaf de 11e eeuw het pond als gewichtseenheid voor muntgeld dat vervaardigd was uit edelmetaal.
Eerst was er helemaal geen geld. Mensen deden toen aan ruilhandel. Ze ruilden bijvoorbeeld een brood tegen drie eieren. Later werden goederen betaald met stukjes goud en zilver.
De geldhoeveelheid van een land bestaat uit chartaal geld (bankbiljetten en munten) en giraal geld (de balans in direct opvraagbare tegoeden op betaal- en spaarrekeningen).
In de Middeleeuwen waren de belastingen lokaal en regionaal geregeld. Als de koning geld nodig had, vroeg hij een bedrag (een bede) aan de graven. De graven haalden dit bedrag binnen door belasting te heffen. Eerst ging het om eenmalige bijdragen bij bepaalde gelegenheden.
Zo kan men de volgende theoretische waarden toekennen aan de Romeinse munten aan het einde van de republiek: as = 0,054 goudfrank. sestertius = 4 asses = 0,216 goudfrank. quinarius = 8 asses = 0,432 goudfrank.
door Romulus en Remus. In de, volgens de Romeinse overlevering, tweehonderdvijftig jaar durende (753 - 509 v. Chr.) koningstijd, zijn er na Romulus nog zes (grotendeels legendarische) koningen geweest.