De correcte vervoegingen zijn u vindt en vindt u.
Als het onderwerp van de zin u is, komt er in de tegenwoordige tijd altijd een t achter de stam van het werkwoord. Dus: 'Waar vindt u ons?' is juist.
In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
“Vind jij” wordt gebruikt als je iemand vraagt naar zijn of haar mening over iets, terwijl “vindt jij” gebruikt wordt als je iemand vraagt naar de mening van iemand anders. Door deze regels te begrijpen, kun je het juiste werkwoord gebruiken in elke situatie.
Regelmatige werkwoorden eindigen op een 'd' of een 't'. Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
De correcte vervoegingen zijn u vindt en vindt u.
U vindt de weg wel.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is.
We schrijven hiervan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier van in twee woorden.
De juiste schrijfwijze is in nagenoeg alle gevallen stam + t. In het geval van gebiedende wijs is Vind u correct.
Als het gaat om de hij-/zij- of het-vorm schrijf je -dt. (Let op: er komt nooit -dt achter een werkwoord, alleen een -t. De -d staat er al, omdat de stam van het werkwoord eindigt op een -d. Er komt dus alleen een -t achter de -d die er al staat.)
Wat vind jij ervan?! is een bundel uitdagende en interessante columns over levensbeschouwing, dagelijkse dilemma's, ethische vragen en humanisme voor leerlingen en docenten in het (vormings)onderwijs. De bundel zet leerlingen aan het denken en biedt materiaal dat gebruikt kan worden voor discussie in de klas.
In de Nederlandse taal, is het gebruik van de vervoeging van het woord 'vinden' afhankelijk van de context. 'Ik vind' wordt gebruikt wanneer je iets als je persoonlijke mening of gedachte uit, terwijl 'ik vindt' wordt gebruikt wanneer je iets als een feit uit.
Beide spellingen zijn correct, maar er is een verschil in grammaticale structuur en daardoor ook in betekenis. Wie vind je het best? is correct als je het onderwerp is.Je is dan vervangbaar door jij.
Om in een brief te verwijzen naar een bijgaande bijlage, zegt men in de standaardtaal als bijlage of in de bijlage. (1) De foto's van de receptie heb ik alvast als bijlage toegevoegd. (2) In de bijlage vindt u een beschrijving van de woning. Standaardtaal in België is in die context ook in bijlage, zonder lidwoord de.
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
als je correct en formeel wilt zijn, wordt wel de voorkeur gegeven aan kun je. Volgens veel taalgebruikers zijn de vormen je/jij zal, je/jij kan en je/jij wilnog niet geschikt voor de nette schrijftaal, al is het in de spreektaal geen probleem meer.
Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Zij is de vrouw van wie ik hou / ik houd.
Het werkwoord plaatsvinden wordt in één woord geschreven.
Ook de vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de twee delen (plaats en vinden) gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: dat iets plaats heeft gevonden), of de volgorde ervan gewisseld is (bijvoorbeeld: iets vond plaats).
Voor de spelling is het belangrijk om te weten dat ook deze werkwoorden in de verleden tijd slechts één vorm hebben voor enkelvoud en één voor meervoud. Het is 'hij vond' (en niet 'hij vondt). Hierop is één uitzondering, maar die is al behoorlijk aan het uitsterven: de gij-vorm heeft wel een toegevoegde t.
Als ik jou was, zou ik jouw moeder om raad vragen. De eerste “jou” is een persoonlijk naamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe. De tweede “jouw” is een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.
Als je wilt weten hoe je die moet schrijven, schrijf je altijd eerst de ik-vorm. Daarna bepaal je of er nog een -t achter de ik-vorm moet, of dat je misschien het hele werkwoord moet opschrijven. Dat laatste doe je in de meervoudsvormen. Aan de persoonsvorm tegenwoordige tijd komt dus geen kofschipregel te pas.
Gij hadt en hadt gij zijn de correcte vormen.
Bij onregelmatige werkwoorden gaat de persoonsvorm bij ge/gij volgens de klassieke regel altijd uit op -t, ook in de verleden tijd en ook bij inversie. In grote delen van Nederland worden ge en gij haast niet meer gebruikt in gewone taal.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.