Bij een gewricht passen de uiteinden van de botten in elkaar. Kraakbeen voorkomt slijtage van je botten. Je gewricht wordt bij elkaar gehouden door het gewrichtskapsel, en soms ook nog door gewrichtsbanden. Alles wordt soepel gehouden door gewrichtssmeer.
Botten zijn verbonden via een: Naadverbinding (schedel) = onbeweeglijk. Kraakbeen (o.a. rib – borstbeen) = beetje beweeglijk. Vergroeid (o.a. heiligbeen en staartbeen) = onbeweeglijk.
Gewrichten zijn verbindingen tussen botten, waardoor je kunt bewegen. Er zijn vier soorten gewrichten: Scharniergewricht: Dit werkt als het scharnier van een deur, het beweegt in één richting. Voorbeelden hiervan zijn je knieën, ellebogen, vingers en tenen.
rolgewricht. Zoals de naam al aangeeft zorgt dit gewricht ervoor dat de botten om elkaar heen kunnen 'rollen'.
Botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Het kan zijn dat botten aan elkaar vast zitten door middel van kraakbeen, bindweefsel of een botverbinding. Gewrichten in de vorm van een kraakbeenverbinding (synchondrosis) worden onder meer aangetroffen in de tussenwervelschijven in de wervelkolom.
De meeste gewrichten zijn beweeglijk, dit noemen we synoviale gewrichten. Deze zorgen ervoor dat we ons goed kunnen bewegen. Bij dit soort gewrichten kunt u denken aan het schoudergewricht, ellebooggewricht, polsgewricht, heupgewricht, kniegewricht en het enkelgewricht.
Tussen de wervels bevinden zich tussenwervelschijven. Aan de borstwervels zijn ieder 2 ribben verbonden. Na de onderste lendenwervel volgt het heiligbeen. Aan het heiligbeen zit het staartbeen ofwel het stuitje vast.
Bij een gewricht passen de uiteinden van de botten in elkaar. Kraakbeen voorkomt slijtage van je botten. Je gewricht wordt bij elkaar gehouden door het gewrichtskapsel, en soms ook nog door gewrichtsbanden. Alles wordt soepel gehouden door gewrichtssmeer.
Botten kunnen met elkaar vergroeien. Ze vormen dan samen een geheel. Een voorbeeld hiervan is je schedel. De schedelbeenderen bestaan in het begin uit losse onderdelen.
Er is aanzienlijke kracht voor nodig om een normaal dijbeen te breken – het is het langste en sterkste bot in het lichaam.
Een normaal compleet skelet van een volwassen persoon bestaat uit 206 beenderen. Er treden vrij vaak individuele variaties op: sommige botjes ontstaan pas als botstructuren op latere leeftijd en niet bij iedereen, daarvoor bestaan ze uit kraakbeen of bindweefsel.
De handwortelbeentjes zijn acht kleine, bewegelijke botjes die in twee rijen liggen.De rij die het dichtst bij de onderarm ligt bestaat, van rechts naar links (vanaf de handpalmkant gezien) uit het bootvormig been, het maanbeen, het driehoekig been en het erwtbeen.
Scharniergewrichten, zoals de vingerkootjes en de knie, kunnen alleen maar heen en weer bewegen, net als een deur. In een rolgewricht kan het ene bot in zijn lengteas om het andere bot draaien. De ellepijp die in de elleboog aan de kant van de pink zit is met de hand verbonden door middel van een rolgewricht.
Het heupgewricht vormt de verbinding tussen het bekken en het bovenbeen en bestaat uit de kop van het dijbeen en de heupkom ('acetabulum'), welke onderdeel is van het bekken. Het heupgewricht vormt op deze manier een kogelgewricht en maakt het bovenbeen zodoende goed bewegelijk in alle richtingen.
Bindweefselverbindingen verbinden twee beenderen met elkaar door elastisch of collageen (hoog eiwitgehalte) bindweefsel. Een voorbeeld van een bindweefselverbinding vormt bijvoorbeeld het vlies tussen het kuitbeen (fibula) en het scheenbeen (tibia).
Tussen twee wervels zit de tussenwervelschijf of discus. De wervelbogen vormen met elkaar een buis waarin het ruggenmerg verloopt. Tussen elke twee wervels komt ter weerszijden een zenuw uit het ruggenmerg te voorschijn. Deze zenuwen gaan dan naar de armen of de benen en zorgen voor de beweging en het gevoel.
3. Welke spieren lopen over deze beenverbinding heen? Voorbeelden van hulpwoorden en begrippen: Kogelgewricht, scharniergewricht, vergroeid, naadverbinding, verbinding door kraakbeen, kraakbeen, armbuigspier, armstrekspier, voorste dijbeenspier, achterste dijbeenspier, buikspieren, rugspieren.
De skeletspieren zijn aan de uiteinden door middel van pezen aan de beweegbare beenderen verbonden. Zij zorgen ervoor dat de gewrichten kunnen bewegen. Als de spier zich spant, wordt deze korter en trekt aan de pees, waardoor het bot beweegt. Wanneer de spieren overbelast worden, ontstaat er spierpijn.
De ribbenkast in je borstkas beschermt je hart en je longen. De schedel in je hoofd beschermt je hersenen. Veel dieren hebben een skelet. Maar die zijn niet allemaal hetzelfde.
Gewrichtskraakbeen is heel glad en zorgt ervoor dat botten bijna zonder wrijving over elkaar kunnen glijden. Als het kraakbeen beschadigd raakt of afslijt, dan komt het onderliggende bot bloot te liggen en gaan de botten over elkaar schuren. Daardoor wordt bewegen pijnlijk en moeilijk.
Het bestaat uit een kogelvormige gewrichtskop, die in een holle kogelvormige gewrichtskom past. De gewrichtskop draait zich niet alleen in elke richting, maar ook om zich zelf, voorzover die niet door vaste banden geremd wordt.
Een gewrichtsband of ligament (Latijn: ligare - binden, verbinden, vaak afgekort als 'lig. ') is een band van bindweefsel om een gewricht. Het gaat hier om een platte of min of meer rolronde bundel van collagene bindweefselvezels, die in een hoofdrichting verlopen.