Bij ernstige dyslexie kan uw kind dyslexiezorg krijgen. Dit valt onder de Jeugdwet. Gemeenten zijn daarvoor verantwoordelijk. De zorgverzekeraar heeft geen rol bij dyslexiezorg, ook niet in aanvullende verzekeringen.
Dyslexie in het voortgezet onderwijs
extra examentijd krijgen; gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een daisyspeler of een computer met spellingcontrole; extra begeleiding krijgen bij lezen, spelling of taal. Dit gebeurt vaak in samenwerking met een onderwijsbegeleidingsdienst of een remedial teacher.
Er is sprake van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) als de leerachterstand in lezen en/of spellen erg groot is, ondanks extra instructie op school. Ook moet er in onderzoek zijn aangetoond dat er sprake is van ernstige dyslexie. Een orthopedagoog of psycholoog kan vaststellen of iemand ernstige dyslexie heeft.
Zoals eerder benoemd is dyslexie vooral gerelateerd aan leestaken en heeft het geen bewezen invloed op intelligentie.
Leerlingen met dyslexie hebben het recht om gelijk behandeld te worden, net zoals alle andere leerlingen. Dit is geregeld in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH). Scholen zijn verplicht om aanpassingen te doen als u of uw kind hierom vragen.
“Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.”
Het Department for Work and Pensions (DWP) zegt dat er geen specifieke lijst is met aandoeningen die mensen recht geven op PIP. Dat betekent dat u niet automatisch in aanmerking komt voor PIP alleen omdat u dyslexie hebt . Als u echter lijdt aan een leerstoornis en dit u dagelijks genoeg beïnvloedt, kunt u in aanmerking komen.
In werkelijkheid zijn de twee – dyslexie en intelligentie – niet gerelateerd . De misvatting dat kinderen met dyslexie niet intelligent zijn, komt voort uit een paar factoren: Misinterpretatie van prestaties: aangezien dyslexie voornamelijk lezen en schrijven beïnvloedt, kunnen kinderen met dyslexie moeite hebben met academische taken.
Er is niet één enkel "dyslexie-gen"; momenteel zijn er meer dan 40 genen gekoppeld aan dyslexie, elk waarschijnlijk met een klein effect op zichzelf. Er is in geval van dyslexie geen enkel "dominant" of "recessief" gen.
In Nederland is 3 tot 5 procent van de leerlingen dyslectisch, denken wetenschappers. Sommige wetenschappers zeggen dat dat percentage mogelijk nog lager ligt. De aandoening wordt vaak vastgesteld nadat kinderen in groep 3 van de basisschool zijn begonnen met lezen.
Een persoon met dubbeldeficiëntie dyslexie worstelt met twee aspecten van het lezen. Deze twee aspecten omvatten vaak het benoemen van de snelheid en het identificeren van de klanken in woorden. Dit type dyslexie is een combinatie van snelle benoeming en fonologisch en is niet ongewoon; het wordt echter over het algemeen beschouwd als het meest ernstige type dyslexie.
Mensen met dyslexie zijn over het algemeen goed in het waarnemen van de dingen in hun omgeving, het zien van grote gehelen maar ook van details die anderen niet altijd opvallen. De meeste dyslectici denken ook op een sterk visuele (en minder talige) manier.
Score groter dan 60 – tekenen die passen bij matige of ernstige dyslexie Onderzoeksresultaten: iedereen die een score van meer dan 60 had, kreeg de diagnose matige of ernstige dyslexie. Daarom stellen we voor dat een score van meer dan 60 duidt op matige of ernstige dyslexie.
Er is geen bekende manier om de onderliggende hersenverschillen die dyslexie veroorzaken te corrigeren . Vroege detectie en evaluatie om specifieke behoeften en passende behandeling te bepalen, kunnen echter het succes verbeteren. In veel gevallen kan behandeling kinderen helpen om competente lezers te worden.
Bij personen met dyslexie is er sprake van een ernstige lees- en/of spellingachterstand. Ondanks dat deze kinderen goed onderwijs hebben gevolgd, hebben zij moeite met lezen en spellen en is dit proces onvoldoende geautomatiseerd.
Het antwoord hierop is ja. Het is opvallend dat er zo veel vragen zijn over het vaststellen van dyslexie bij hoogbegaafde kinderen. Dyslexie staat namelijk los van intelligentie en er is dus geen verschil met beneden gemiddeld of gemiddeld begaafde kinderen bij het vaststellen van dyslexie.
Zowel moeders als vaders kunnen dyslexie doorgeven aan hun kinderen als een van de ouders het heeft . Er is ongeveer 50% - 60% kans dat een kind dyslexie ontwikkelt als een van de ouders het heeft.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv.verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv.ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv.dt-fouten).
In feite kunnen mensen met dyslexie, ondanks hun leesvermogen, een scala aan intellectuele capaciteiten hebben . De meesten hebben een gemiddeld tot bovengemiddeld IQ, en net als de algemene bevolking hebben sommigen superieure tot zeer superieure scores. Dus onze kinderen lijken niet alleen slim. Ze *zijn* slim.
Bij dyslectici is de rechterhersenhelft in het denken, in het verwerken van informatie, dominant. Dat betekent dat er een sterke voorkeur bestaat voor het denken via deze rechter-hersenhelft.
Ben je leerling op het atheneum? Dan kun je in bepaalde gevallen vrijstelling krijgen voor een 2e moderne taal naast Engels. Bijvoorbeeld als je dyslexie hebt of een andere taal dan Nederlands of Fries als moedertaal. De vrijstelling is geen recht, het schoolbestuur beslist hierover.
Twee punten
Alleen als u een speciaal hulpmiddel gebruikt, kunt u geschreven zinnen lezen of begrijpen.
Kinderen met dyslexie lukt het vaak niet om het leesproces volledig te automatiseren. Dit heeft verschillende gevolgen: denk aan een traag leestempo, moeite met het lezen van onbekende woorden, leesfouten, moeite met hardop lezen. Mensen met dyslexie kunnen lezen altijd als een inspanning blijven ervaren.
Dyslexie is een psychisch probleem. Artikel 2.3 van de Jeugdwet beperkt de voorzieningenplicht niet tot problemen vanwege EED en sluit andere vormen van dyslexie ook niet uit. In artikel 1.1 van de Jeugdwet wordt een definitiebepaling van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen gegeven.