De brandweer rijdt met zwaailicht en sirene en is daarom een voorrangsvoertuig. Als je een voorrangsvoertuig tegenkomt, dan moet je dat voor laten gaan. Ook al rijd je zelf op een voorrangsweg. Als de brandweer voorbij is, dan is het goed om op te blijven letten of er nog een ander voorrangsvoertuig komt.
Tip 2) Houd je aan de verkeersregels
Hoe belangrijk het ook is om een voorrangsvoertuig ruimte te geven: je mag geen verkeersregels overtreden terwijl je dit doet. Het is dus niet de bedoeling dat je nog even door rood licht rijdt of met een noodvaart naar een parkeerstrook rijdt.
Op grond van artikel 147 WVW zijn hulpverleningsdiensten dus vrijgesteld van de bepalingen in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV) als zij kunnen worden aangemerkt als voorrangsvoertuig en dit mede in de uitoefening van hun taak wordt vereist.
Waarom heeft de ambulance soms wel en soms geen sirene/zwaailicht? Een ambulance rijdt alleen met sirene en zwaailicht wanneer de ambulance een spoedmelding heeft. Als je een ambulance zonder sirene en zwaailicht ziet rijden is de melding dus niet spoedeisend.
Voorrangsvoertuigen zijn voertuigen van de hulpdiensten en andere aangewezen diensten die met optische en geluidssignalen mogen rijden.
Wanneer een hulpdienst, zoals brandweer, ambulance of politie, blauwe zwaailichten én sirenes voert, dan moet je dit voertuig voorrang verlenen.
U mag geen zwaailicht of sirene gebruiken op uw auto. Alleen hulpdiensten zoals politie, ambulance en brandweer mogen zwaailichten en sirenes gebruiken. Bijvoorbeeld als zij hulp moeten verlenen in een noodsituatie.
Voorrangsvoertuigen (blauw zwaailicht, sirene) hebben altijd voorrang. Bestuurders van rechts moet je voorrang verlenen, tenzij dit door voorrangsborden anders is geregeld. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor t.o.v. afslaand verkeer. Bij 'bijzondere manoeuvres' gaat al het andere verkeer voor, dus ook voetgangers.
Als een politievoertuig zwaailichten en sirene gebruikt, is het een voorrangsvoertuig. Als weggebruiker dient u dan onder alle omstandigheden het politievoertuig vrije doorgang te verlenen. Bij het gebruik van zwaailicht en sirene is het politievoertuig over het algemeen onderweg naar een spoedgeval.
Een voorrangsvoertuig moet u altijd voor laten gaan. Een voorrangsvoertuig herkent u aan de tweetonige hoorn en aan het blauwe zwaai-, flits-, knipperlicht. Denk aan politie, brandweer en ambulance.
Een voorrangsvoertuig is te herkennen aan een blauw zwaailicht en een tweetonige sirene. De meest voorkomende in het verkeer zijn de voertuigen van de brandweer, politie en ambulance. Maar ook Rijkswaterstaat, Defensie en orgaan -en bloedtransport hebben de bevoegdheid om met zwaailicht en sirene te mogen rijden.
Ambulances mogen maximaal 40 kilometer per uur harder rijden dan het overige verkeer, zodat niemand bovenmatig in gevaar komt. Ambulances mogen straks dus maximaal 140 in plaats van 170 rijden.
Een dierenambulance is geen voorrangsvoertuig, zoals ambulances van hulpverleningsdiensten.
Amberkleurige, oftewel oranje zwaailampen worden gebruikt op voertuigen die moeten opvallen in het verkeer. Bijvoorbeeld om aan te geven dat ze extreem groot zijn, langzaam rijden of omdat ze werkzaamheden op/langs de weg uitvoeren.
Voorrangsregels bij militaire colonne
Doorkruisen van een militaire colonne mag nooit, ook niet als je de militaire colonne op een voorrangsweg tegenkomt. Als deze de voorrangsweg aan het oversteken is, moet jij wachten, ondanks dat je volgens de normale verkeersregels voorrang hebt.
Bij gelijkwaardige kruispunten geldt, als u van rechts komt, voorrang op de colonne zolang het voorste voertuig nog niet is gepasseerd. Wanneer het voorste voertuig wel al is gepasseerd, heeft u geen voorrang en mag de colonne dus niet doorkruist worden.
Een militaire colonne heeft geen bijzondere voorrangsrechten. Wel is het zo dat weggebruikers een militaire kolonie niet mogen doorsnijden, dit geldt alleen op gelijkwaardige kruispunten.
Op deze lijst staan de voertuigen van de politie (federaal en lokaal), de militaire politie, de parkwachters, de brandweer, de civiele bescherming, de medische urgentiediensten, de ontmijningsdienst, de veiligheidsdienst van de spoorwegen en Infrabel en noodvoertuigen die optreden bij een ernstig incident met gas, ...
Waarom rijden ambulances soms zo langzaam ? Meestal is het beter voor de toestand van de patiënt, ook bij een spoedgeval, als er erg voorzichtig gereden wordt. “Glijdend vervoer” zoals dat genoemd wordt, is beter voor de patiënt omdat schudden en schokken de gezondheid niet bevordert.
Wettelijk gezien zijn hulpdiensten met zwaailicht, maar zonder sirene, geen voorrangsvoertuig. Wel zet een hulpdienst het zwaailicht aan om aan te geven dat ze haast hebben en dus voorrang willen krijgen.
Een spoedrit is in opdracht van de meldkamer. Gezien de ernst van de melding dient de ambulance hierbij binnen 15 minuten (A1) dan wel 30 minuten (A2) ter plaatse te zijn. De meldkamer stelt de classificatie vast.