Instructies bij pech of een ongevalZet uw alarmlichten aan en parkeer zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand. Zet uw motor uit en laat uw sleutel in het contact zitten. Hulpdiensten kunnen uw voertuig dan eventueel verplaatsen.
Uitleg: Als u pech krijgt met uw voertuig of betrokken raakt bij een botsing in een tunnel, zet dan uw alarmlichten aan, zet uw motor af, ga naar een hulppost en gebruik de noodtelefoon om de tunneloperator te waarschuwen .
Uitleg: Als uw voertuig in een tunnel kapotgaat, kan dit een gevaar vormen voor het overige verkeer. Zet eerst uw alarmlichten aan . Als er passagiers in uw voertuig zitten, breng ze dan naar de dichtstbijzijnde uitgang. Bel vervolgens om hulp via een noodtelefoon.
Zet uw voertuig zo dicht mogelijk langs de tunnelwand en laat de hulpdiensten vrije doorgang. Zet de motor af, laat de sleutel in het contact zitten en verlaat onmiddellijk uw voertuig. Bel om hulp bij voorkeur vanaf een hulppost (mobiele telefoons geven niet aan van waar u belt).
Hulpposten. Als je door de tunnel rijdt, zie je aan de rechterkant van de tunnelwand rode deuren met daarachter hulpposten. Open je een hulppost, dan krijgt de tunneloperator een signaal en ziet hij je, via de camera in de hulppost, automatisch in beeld.
Zet uw alarmlichten aan en parkeer zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand. Zet uw motor uit en laat uw sleutel in het contact zitten. Hulpdiensten kunnen uw voertuig dan eventueel verplaatsen. Verlaat samen met uw passagiers voorzichtig uw voertuig, het liefst met een veiligheidsvest aan.
De deur naar een vluchtroute moet altijd open staan. Een vluchtroute moet minimaal 0,85 cm breed zijn en 2.30 m hoog. De deuren die gebruikt worden in een vluchtroute moeten automatisch sluiten. Vloer- en wandbekleding van de vluchtroute is altijd onbrandbaar.
Zet uw koplampen aan . Doe uw zonnebril af (tenzij u een bril op sterkte nodig hebt). Volg alle verkeersborden, verkeerslichten en wegmarkeringen. Vermijd het wisselen van rijstrook indien mogelijk (dit verbetert de veiligheid voor iedereen in de tunnel).
Bel vanaf deze veilige plek je pechhulpverlener, zoals de Wegenwacht. Zij helpen u. Staat u op een geopende spitsstrook of is er ander acuut gevaar, bel dan 112. In andere gevallen van een onveilige situatie belt u 0800-8002 (Landelijke Informatielijn van Rijkswaterstaat).
Bij spoed: bel 112
Bel 112 in levensbedreigende en heterdaad situaties.
Het helpt het verkeer soepel te laten doorstromen. Gebruik dimlicht . Houd u aan de maximumsnelheid: Houd u aan alle maximumsnelheden op de toegangswegen naar en door de tunnel – let op, deze kunnen veranderen.
Spiegels, seinen, manoeuvreren.
Controleer uw spiegels en zorg ervoor dat de weg vrij is voordat u een inhaalsignaal geeft (vergeet niet om de dode hoek van uw voertuig te controleren). Zorg ervoor dat u voldoende ruimte hebt om de manoeuvre uit te voeren en accelereer assertief om snel en gecontroleerd te passeren.
Wat gebeurt er als ik een ongeval veroorzaak met de auto van iemand anders? Leent u de wagen van iemand anders en veroorzaakt u een ongeval, dan zal de BA-autoverzekering van de eigenaar van de auto de schade vergoeden aan de tegenpartij.
Probeer door te rijden naar een pechstrook, parkeerplaats of benzinestation. Doe een fluohesje aan en ga achter de vangrail staan. Plaats je gevarendriehoek ongeveer 100 meter voor het voertuig. Bij een ongeval bel je meteen naar de politie.
Blijf rustig door rollen tot de auto een snelheid van 40 a 50 km per uur bereikt.Vanaf dat moment kunt u zachtjes beginnen te remmen;Krijgt u geen controle over de auto geef dan gas. Dit geeft de bestuurder controle over de zijwaartse krachten en zorgt dat er minder kracht nodig is om de auto weer recht te krijgen.
Nadat de auto uitvalt tijdens het rijden, start hij wel weer na slechts enkele seconden. Het beste is om met dit probleem naar een monteur te gaan, zodat een meting aan de installatie kan plaatsvinden voor een goede diagnose. Deze situatie vindt vaak echter plaats door een slecht contact.
Wat moet u doen als u moet stoppen? Uitleg: Het is belangrijk om te allen tijde een veilige afstand te houden tot het voertuig voor u . Dit geldt ook in drukke tunnels, zelfs als u heel langzaam rijdt of bent gestopt. Als het voertuig voor u kapotgaat, hebt u mogelijk ruimte nodig om erlangs te manoeuvreren.
Tijdens de bouw moet bijvoorbeeld voldoende afstand worden gehouden tot (bestaande) bebouwing of natuurgebieden. En dan moeten de bouwers ook nog rekening houden met bijvoorbeeld grondwaterstanden of de bodemgesteldheid. Dit alles kan ertoe leiden dat bochten in tunnels onvermijdelijk zijn.
In tunnels is het verplicht om je dimlicht aan te zetten. Heb je het dimlicht niet standaard aan staan, zet dit dan ruim voordat je de tunnel inrijdt aan. Gebruik nooit groot licht in een tunnel, omdat dit ander verkeer kan verblinden.
Het is verplicht om nooduitgang borden en stickers te gebruiken om de vluchtroutes aan te geven. Deze borden en stickers moeten op een duidelijke en herkenbare manier worden aangebracht, zodat iedereen ze snel kan vinden.
Soms zijn branduitgangen, onder normale omstandigheden, onderdeel van de gebruikelijke route van het verkeer, zoals een voordeur. Branduitgangen kunnen ook alleen voor noodgevallen zijn en niet worden gebruikt tijdens normaal gebruik . Schuif- of draaideuren mogen niet worden gebruikt voor uitgangen die specifiek bedoeld zijn als branduitgangen.
Passagiers die aan een nooduitgang zitten:
moeten ouder zijn dan 16. moeten fit en sterk zijn. moeten instructies in het Engels, Nederlands of Frans begrijpen.
Uitleg: Als u pech krijgt met uw voertuig of betrokken raakt bij een botsing in een tunnel, zet dan uw alarmlichten aan, zet uw motor af, ga naar een hulppost en gebruik de noodtelefoon om de tunneloperator te waarschuwen .