In wetenschappelijk onderzoek noemt men een meetinstrument betrouwbaar wanneer de geobserveerde waarde precies gelijk is aan de waarde op een ander moment, indien onder identieke omstandigheden wordt gemeten.
Onder validiteit, ook wel geldigheid, verstaat men over het algemeen: de mate waarin de test meet wat het beoogt te meten. De betrouwbaarheid van een test is hoog, indien deze test na herhaald afname van de test bij een bepaald persoon dezelfde waarde/testuitkomst geeft.
Bij betrouwbaarheid gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
De betrouwbaarheid, dus de onafhankelijkheid van het toeval, kun je testen door te kijken hoe stabiel jouw meting is. Wanneer bij een onderzoek sprake is van stabiliteit, betekent het dat een meting bij herhaling telkens dezelfde uitkomst heeft.
Responsiviteit is naast betrouwbaarheid een onderdeel van de validiteit van een meetinstrument: een van de kwaliteitseisen waaraan een evaluatief meetinstrument moet voldoen. Responsiviteit verwijst naar de mate waarin een instrument in staat is werkelijke veranderingen in kaart te brengen.
Sensitief: gevoelig zijn voor signalen van de kinderen, deze herkennen en goed weten te interpreteren (kijken en luisteren) Responsief: adequaat reageren op de signalen: een reactie geven waaruit blijkt dat je de intenties van het kind goed hebt begrepen.
Deze kwaliteit wordt bepaald door de betrouwbaarheid (de mate waarin een meting vrij is van meetfouten), de validiteit (de mate waarin een meetinstrument meet wat het beoogt te meten) en de responsiviteit (de mate waarin het meetinstrument in staat is om veranderingen te meten).
Een valide en betrouwbare enquête is een enquête die op consistente wijze heeft gemeten wat gemeten moest worden. Zo kunnen op basis hiervan ware conclusies worden getrokken en zullen bij een herhaling van het onderzoek dezelfde resultaten naar voren komen.
Betrouwbaarheid heeft betrekking op de mate waarin een meting in je scriptie vrij is van fouten, op consistente wijze iets meet, en daarmee herhaalbaar is. Je kunt voor een hoge betrouwbaarheid zorgen door willekeurige meetfouten (random errors) te voorkomen.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Vragenlijsten, registratieformulieren, schalen, beoordelingslijsten, protocollen: in onderzoek zijn dit allemaal meetinstrumenten. Ze zijn bedoeld om de realiteit op de een of andere manier om te zetten in iets meer formeels, een concept, een code, een cijfer, een reeks getallen, verbanden, al of niet gekwantificeerd.
Wetenschappelijk onderzoek is pas echt betrouwbaar als het meerdere malen herhaald is, het liefst door verschillende, onafhankelijke onderzoeksgroepen. Maar wel altijd met zo sterk mogelijk vergelijkbare methoden.
Validiteit en betrouwbaarheid worden bepaald door de toegepaste onderzoeksmethoden en zijn bepalend voor de kwaliteit van de onderzoeksdata en de conclusies die je daaruit trekt. Om meetfouten te minimaliseren dienen we de eigenschappen van de meting te achterhalen die ons het vertrouwen geven dat we goed bezig zijn.
Betrouwbaarheid wordt meestal onderscheiden in interne en externe betrouwbaarheid. Met interne betrouwbaarheid wordt gedoeld op een mogelijke vertekening van de onderzoeksresultaten door de invloed van een individuele onderzoeker. Het gaat hierbij om controleerbaarheid.
Er zijn drie noodzakelijke voorwaarden waaraan het onderzoek moet voldoen om de interne validiteit te waarborgen. Alleen dan kun je een causale relatie vaststellen tussen een onafhankelijke variabele (die je manipuleert) en een afhankelijke variabele (die je meet).
Betrouwbaarheid is de mate van eerlijkheid of geloofwaardigheid van een persoon. Een beeld van de betrouwbaarheid van iemand krijgt men door middel van de omgang met iemand, waarbij levenservaring een belangrijke rol speelt.
Een betrouwbare bron is een bron die gegevens verstrekt die op waarheid berusten. Een blogartikel of Wikipedia kan bijvoorbeeld interessante informatie bevatten, desondanks wil dat niet zeggen dat de informatie die verstrekt wordt door deze bronnen ook daadwerkelijk juist is. Niet elke bron is dus betrouwbaar.
Je bent te vertrouwen en anderen kunnen op jou aan. Zaken die je in vertrouwen te weten komt, vertel jij niet zomaar verder. Je bent aanspreekbaar op verantwoordelijkheden die je draagt. Je bent bereid om altijd verantwoording af te leggen en om te allen tijde je te verantwoorden.
Validiteit is de mate waarin je resultaten geldig zijn en overeenkomen met de werkelijkheid. De validiteit kan worden onderzocht door te bepalen of je daadwerkelijk hebt gemeten wat je wilde meten, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar je onderzoeksopzet en meetinstrumenten.
Onder klinimetrie worden meetinstrumenten (zoals vragenlijsten, observatie en performance testen) verstaan die als diagnostisch, prognostisch of evaluatief middel ten dienste staan van de fysiotherapeut.
Inhoud. De Patiënt Specifieke Klachten (PSK) meet de functionele status van de individuele patiënt. De patiënt selecteert de vijf belangrijkste fysieke activiteiten waar hij/zij de afgelopen week door de klachten moeite mee had.
In totaal zijn er zes interactievaardigheden benoemd: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, praten & uitleggen, structuur & continuïteit, ontwikkelingsstimulering en het begeleiden van interacties.
Voorbeelden van responsief gedrag
Zij luistert open en met een nieuwsgierige houding. Zij neemt de tijd voor gesprekjes. Ze gaat bij het kind zitten en is sensitief voor het spel en de beleving daarvan van het kind. Zij laat het kind merken dat zij hoge verwachtingen heeft.