Een verbale ontwikkelingsdyspraxie (VOD), ook wel spraak- ontwikkelingsdyspraxie (SOD) genoemd, is een (uit)spraakstoornis. Je kind ondervindt: moeite met het plannen, programmeren, coördineren en controleren van de spraakbewegingen (tong, lippen en kaken).
moeite met het aanleren van kruipen, lopen, zwemmen, fietsen, e.d.moeite met organiseren en ordenen. problemen met de fijne motoriek. problemen met de grove motoriek en het evenwicht.
Kinderen met verbale ontwikkelingsdyspraxie hebben professionele hulp nodig, want deze problemen herstellen zich niet vanzelf. Onze logopedisten onderzoeken de spraak en de mondmotoriek van je kind en kijkt bijvoorbeeld hoe het kind eet en drinkt. Daarna stellen we een diagnose.
De leerstoornissen waar we het vaakst over spreken zijn dyscalculie (rekenstoornis) en dyslexie (leesstoornis). Leerstoornissen waar minder aandacht voor is, zijn dyspraxie/DCD (stoornis in de fijne motoriek), dysorthografie (spellingsstoornis) en dysgrafie (beperking in het vermogen om te schrijven).
Helaas kunnen wij de dyspraxie zelf niet behandelen. Dit betekent niet, dat we niets kunnen doen. We kunnen wel helpen om de afwijking in motorische vaardigheden beter onder controle te krijgen.
Oorzaken. Dyspraxie wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de hersenen zich niet optimaal ontwikkeld hebben. Maar het kan ook het gevolg zijn van niet aangeboren hersenletsel , hersenschade door een ongeluk of een CVA (beroerte). Dyspraxie kan dus op alle leeftijden voorkomen.
Het niet optimaal kunnen ontwikkelen van de hersenen kan een mogelijke oorzaak zijn van dyspraxie. Ook zit het vaak in de familie en spelen erfelijke factoren een rol. In de praktijk zien we ook dat dyspraxie naast andere ontwikkelingsstoornissen samengaat zoals ADHD of PDD-NOS en ook dyslexie.
Wat is dyspraxie? Dyspraxie of DCD (developmental coordination disorder) is een (neurobiologische ontwikkelings-) stoornis van de motoriek, die niet verwant is aan lichamelijke stoornissen zoals cerebrale parese of stoornissen van de intelligentie zoals een geestelijke beperking.
Dyspraxie, ook wel Developmental Coördination Disorder (DCD) genoemd, is een ontwikkelingsstoornis van het motorische systeem in de hersenen.
De wijze van diagnose van een spraakstoornis hangt af van het type spraakstoornis (stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ...).
Met name in het buitenland wordt soms ook de term dyspraxie gebruikt. De kenmerken van dyspraxie kunnen lijken op die van DCD. Belangrijk verschil is dat DCD een ontwikkelingsstoornis is en dat dyspraxie ook op latere leeftijd door hersenletsel kan ontstaan.
Bij DCD heeft uw kind veel moeite met leren van taken die met bewegen te maken hebben. Zoals leren zwemmen, leren schrijven of leren gooien met een bal. Daardoor zijn er problemen, thuis, op school, tijdens sporten of met vriendjes. Het is belangrijk dat uw kind blijft oefenen en meer zelfvertrouwen krijgt.
Aanbeveling. De diagnose DCD wordt gesteld door een arts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater) of door een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. De diagnose wordt gesteld met gegevens vanuit een multidisciplinair team.
Op dit moment kunnen kinderen kiezen uit zo'n 20 sportvaardigheden variërend van skeeleren, longboarden, tennissen, voetballen en touwtje springen tot het leren van de handstand, de radslag of de judorol.
DCD (Developmental Coördination Disorder) of coördinatie-ontwikkelingsstoornis werd vroeger (ontwikkelings)dyspraxie genoemd. De stoornis is relatief onbekend en wordt vaak pas op de basisschool “ontdekt.” Men vermoedt dat 5% tot 6% van de kinderen DCD heeft (APA, 2013; Wilson, e.a. 2017).
Bij adolescenten en volwassenen uit de DCD zich in problemen bij de motorische uitvoering van taken als autorijden, schrijven of koken. Daarnaast zijn er frequente problemen op het gebied van executieve functies (plannen en organiseren, werkgeheugen), psychosociale aspecten en beperkingen in participatie.
DCD is niet te genezen. Je kind kan wel met begeleiding leren om te gaan met de eigen problemen. Je kind kan ook leren om eventuele moeilijkheden in de toekomst zelf te overwinnen. Soms krijgt je kind, na een periode dat het goed gaat, toch weer een terugval of ontstaat er een nieuw probleem.
Kinderen die te vroeg geboren worden (voor een zwangerschapsduur van 37 weken) hebben een verhoogde kans op het hebben van DCD. Kinderen met DCD hebben vaak meerdere familieleden die ook DCD hebben. Waarschijnlijk speelt een erfelijke aanleg een rol. Hoe die erfelijke aanleg een rol speelt is niet precies bekend.
Ontwikkelingsdysfasie is een primaire taalontwikkelingsstoornis:er is sprake van een ernstige taalachterstand, waarbij de taalontwikkeling niet enkel vertraagd, maar ook anders verloopt. de taalproblemen blijven aanwezig ondanks het volgen van intensieve, aangepaste logopedie.
Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van de bewegingen, waardoor ze alledaagse taken minder makkelijk uit kunnen voeren dan leeftijdsgenoten. Kinderen met DCD worden vaak als “onhandig” omschreven.
Een gedragsstoornis is aangeboren en niet te genezen; iemand vertoont gedrag dat voortkomt uit een aandoening, zoals autisme, ADHD, een verstandelijke beperking of een persoonlijkheidsstoornis. Een gedragsstoornis kan voorkomen bij kinderen, jongeren en volwassenen.
De precieze oorzaak van ADHD is nog niet bekend, maar het is wel duidelijk dat je ermee geboren wordt. Erfelijkheid speelt dus een grote rol. Het ontstaat niet door bijvoorbeeld een slechte opvoeding. Het komt vaak bij meerdere gezins- of familieleden voor.
Kinderen met motorische problematiek zijn vaak onhandig of houterig, vallen veel of stoten zich regelmatig. Ze hebben een opvallende houding, met lage of juist hoge spierspanning. Ook is er vaak sprake van angst om te bewegen. Ze hebben te weinig spierkracht en bewegen niet, of juist te krachtig.