fabula = gesprek, vertelling, onderwerp (van een tekst); Russisch suzjet = tekst.
Als je de belangrijkste gebeurtenissen kort, zakelijk en chronologisch weergeeft, noem je dat de fabel (ook wel story genoemd). Het sujet is een korte weergave van het verhaal in de volgorde (wel of niet chronologisch) zoals de schrijver dat heeft opgeschreven.
Stof is het zakelijke materiaal, de bouwstoffen, van een (literair) werk, de zgn.verhaalstof. Dat materiaal betreft gegevens die verbonden zijn aan bepaalde figuren (personages), gebeurtenissen en hun gebondenheid aan ruimte en tijd.
Men onderscheidt in de praktijk hoofdgenres (lyriek, epiek, dramatiek), subgenres (roman, novelle, verhaal, sonnet, kwatrijn e.d.) en historisch bepaalde genres (dageraadslied, ridderroman, klassiek blijspel e.d.). De indeling in hoofdgenres gaat terug op Plato en Aristoteles.
Literatuur heeft inhoudelijk meer diepgang, is in een betere stijl geschreven, heeft een goede bouw, geen voorspelbare personages en geen vaste rolpatronen. Lectuur is altijd hetzelfde geschreven volgens dezelfde opzet, de lezer weet wat hij kan verwachten.
In tegenstelling tot de fabel, die een bekende waarheid wil illustreren, wil de parabel een nieuw inzicht brengen, dat vaak in verband staat met en gevolgen heeft voor de existentiële en eschatologische situatie van de mens.
Wat is een fabel eigenlijk? Een mogelijke omschrijving is: een kort verhaal met een moraal. Er komen dieren in voor die denken, praten en handelen als mensen. Een van de bekendste voorbeelden is de fabel van de vos en de raaf.
Men heeft India het stamland van de fabel genoemd. Zeker is dat een aantal verhalen uit de Indiase cultuur via Perzië en Griekenland West-Europa heeft bereikt, maar even zeker is het dat over de hele wereld het genre is ontstaan.
Een fabel is een korte, moraliserende vertelling waarin de handelende personages dieren of zaken met menselijke trekken zijn. Vaak geschreven in versvorm, maar niet noodzakelijk.
Een fabel is een kort, verzonnen verhaal waarin dieren de hoofdrol spelen. Ze krijgen een typische menselijke eigenschap toegeschreven, en kunnen spreken en handelen. De schrijver wil altijd een moraal, een les meegeven aan de lezers.
Een fabel bevat een moraal die kinderen kunnen begrijpen.Een sprookje is een kort verhaal waarin we één personage volgen. Soms is er een moraal, maar die is niet expliciet en niet belangrijk om het verhaal te snappen.
mythe (zn) : fabel, kletspraat, leugenverhaal, verdichtsel.
Jean de La Fontaine (Château-Thierry (Champagne), 8 juli 1621 — Parijs, 13 april 1695) was een classicistische Franse schrijver en dichter, vooral bekend om zijn fabels.
Etym: Lat. fabula = vertelling, verhaal. In de traditionele genreleer verwijst fabel naar een kort, fictioneel verhaal of dichtwerk dat een algemeen bekende waarheid of wijsheid aan de hand van een treffend (voor)beeld (exempel) illustreert en bevestigt.
Het licht van de wereld
Jezus heeft ook gezegd: 'Ik ben de weg en de waarheid en het leven' (Johannes 14:6). Hij is de weg en Hij is het licht, want zijn leringen verlichten ons pad in het sterfelijk leven en wijzen ons de weg terug naar de Vader.
Een parabel (van het Griekse παραβολή parabolè wat "vergelijking" betekent – evangelisten gebruikten dit woord in de betekenis van "gelijkenis") of gelijkenis is een metaforisch kort verhaal, gewoonlijk gesitueerd in het dagelijks leven, dat dient om een religieus, moreel of filosofisch idee te illustreren.
Speciale dierenverhalen zijn fabels.In fabels gedragen de dieren zich als mensen. Bekende verhalen met dieren in de hoofdrol zijn: Jungleboek van Rudyard Kipling, Misschien wisten zijn alles, 313 verhalen over de eekhoorn en de mier van Toon Tellegen, Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle en Winnie de Pooh van A.A. Milne.
Twee woorden zijn elkaars antoniem als ze een tegengestelde betekenis hebben. Het woord is afgeleid uit het Grieks: anti ("tegen"), onoma ("naam, benoeming").
Woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen. Een synoniem noemen we ook wel evenwoord. Evenwoord is dus een synoniem van het woord synoniem!
Terwijl bij de volwassenen de sprookjes Sneeuwwitje, Assepoester en Doornroosje de top drie aanvoeren, is bij de kinderen van de ondervraagde Nederlanders Assepoester favoriet, gevolgd door Sneeuwwitje en Roodkapje. Roodkapje wordt tevens door de ondervraagden gezien als het meest typisch Nederlands Sprookje.
Typisch Nederlands. Achtereenvolgens Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, Roodkapje en Hans en Grietje zijn de populairste sprookjes bij volwassenen. De top vijf bij kinderen ziet er als volgt uit: Assepoester, Sneeuwwitje, Roodkapje, Doornroosje en Hans en Grietje.
Een sprookje is een van oorsprong mondeling overgeleverd volksverhaal dat gebruikmaakt van magie en fantasie. Het begint vaak met de woorden "Er was eens..." en speelt zich gewoonlijk af op een onbepaalde plaats in een onbepaald verleden.
Een fabel heeft het over dieren, maar is eigenlijk eerst en vooral een zedenles voor mensen. Doordat een fabel het niet over mensen heeft, gaat hij dus niet over een of andere concrete mens; daardoor blijft gemakkelijker de algemeenheid bewaard, en dus de zedenles, die pretendeert een algemene waarheid te zijn.
In 1703 verscheen de eerste volledige vertaling van een aantal fabels. De fabels van de Romeinse dichter Phaedrus en van de 17e-eeuwse Franse dichter La Fontaine zijn voor een groot deel op de fabels van Aesopus gebaseerd.