Het percentage dat bij het kommagetal 0,375 hoort is dus 37,5%. . Je kunt deze breuk eenvoudiger opschrijven. Je kunt de teller en de noemer namelijk allebei delen door 4.
Beste lezende, Hoe maak ik van 0,375 de breuk 3/8.
Je ziet dat 60⁄100 gelijk is aan 3⁄5 . Als je de breuk hebt vereenvoudigd, dan heb je de uitkomst van de som. In dit geval is 0,60 gelijk aan de breuk 3⁄5 .
Om een decimaal getal in een breuk om te zetten, moeten we de decimalen boven hun plaatswaarde zetten. Bijvoorbeeld: in 0,6 staat er een zes op de plaats van de tienden, dus zetten we de 6 boven de 10 om de gelijkwaardige breuk te maken, 6/10. Eventueel vereenvoudigen we de breuk.
= 3 : 4 = 0,75.
Een breuk of gebroken getal is de onuitgewerkte deling van een geheel getal, de teller, door een ander geheel getal, de noemer. De teller telt het aantal door het in de noemer gegeven geheeltallige delen. Tussen de teller en de noemer staat een streep: de breukstreep.
De teller vertelt hoeveel stukken er zijn. Een voorbeeld: De chocoladereep was in 5 stukken verdeeld. Als je 3/5 deel hebt, dan weet je dat het geheel (de hele chocoladereep) uit 5 stukken bestaat.
Dit maakt 20. Je kind heeft dan uitgerekend hoeveel procent 1/5 deel van 100 is. Omdat het hier om 4/5 deel gaat, moet je kind de uitkomst met de teller (4) vermenigvuldigen. De breuk 4/5 staat dus gelijk aan 80%.
1/2 deel = 50 % 3/4 deel = 75 %
7 ÷ 8 of 7/8 =.875 Ik zet nog wel een 0 voor de komma zodat duidelijk is waar de punt achter de komma staat 0.875.
Breuk naar kommagetal: 1/5 = 0,2
Van breuk naar kommagetal: je wilt 1/5 schrijven als kommagetal. Dit kun je op verschillende manieren doen, maar we gaan het hier voordoen met behulp van een staartdeling. 1 : 5 schrijf je als staartdeling.
ofwel een geheel getal, bijvoorbeeld 84 = 2; ofwel een eindige decimale breuk (bijvoorbeeld: 58 = 0,625);
Leg vervolgens uit dat wanneer je wilt weten welk kommagetal er bij 3//9 hoort, je eerst kijkt naar welk kommagetal er bij 1//9 hoort. Wanneer je 1 : 9 komt er 0,111 uit, wat hetzelfde is als 1//9.
Als je de noemer groter maakt wordt de breuk kleiner. Als je de teller groter maakt dan is de breuk ook groter. Als je de teller groter maakt dan is de breuk ook groter.
Een bijkomend aspect van gelijknamig maken is ook dat soms verschillende breuken dezelfde waarde hebben: 2/3 = 8/12. Omgekeerd betekent dit dat je soms breuken met grote getallen kun "vereenvoudigen": 8/12 = 4/6 = 2/3.
De breuk 5/8 is hetzelfde als de deelsom 5 : 8 en dit is een getal dat kleiner is dan één, want als je 5 taartjes hebt en je wilt ze met zijn achten opeten, krijgt iedereen minder dan één taartje. Je kunt dus heel snel zien dat 4/3 groter is dan één en dat 5/8 kleiner is dan één.
Je ziet dat de breuk 2⁄5 gelijk is aan 40⁄100 . Als je van de breuk geen honderdste breuk kunt maken, dan kun je van de breuk een kommagetal maken. Hiervoor kun je gebruik maken van een veelvoorkomende breuk waarvan je het bijbehorende kommagetal al weet.
Het geheel is 6/6 deel. Je moet dus 6 x 1/6 deel doen, dus 6 x 8. De uitkomst daarvan is 48. 5/8 deel is 15.
Het percentage dat bij het kommagetal 0,375 hoort is dus 37,5%. . Je kunt deze breuk eenvoudiger opschrijven. Je kunt de teller en de noemer namelijk allebei delen door 4.
Een schaal van 1 : 100 betekent dat 1 lengte-eenheid van het model in het echt 100x zo groot is. Dus stel het schaalmodel van het schip is 10 centimeter, dan weet je dat het schip in het echt 100 · 10 centimeter = 1.000 centimeter (oftewel 10 meter) lang is.
2/5 deel is 40% en is ook 0,40. (De nullen achteraan een kommagetal mag je weglaten. Je kunt de 0,10 en 0,40 dus ook veranderen in 0,1 en 0,4.
Een breuk bestaat uit een teller en noemer. De teller van een breuk is het bovenste getal van een breuk, deze telt het aantal delen. De noemer van een breuk is het onderste getal van een breuk. De noemer benoemt hoeveel delen nodig zijn om tot 1 geheel te komen.