De onvoltooide tegenwoordige en verleden tijd (ott en ovt) Vaak, maar niet altijd vallen de kloktijd (nu of vroeger) samen met de werkwoordstijden. Logischerwijs gebruik je de tegenwoordige tijd om over het nu te praten, en de verleden tijd om te praten over zaken die in het verleden gebeurden.
Bij de onvoltooid verleden tijd van werkwoorden (o.v.t.) is er een onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Werkwoorden zijn regelmatig als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd (werk - werkte, wandel - wandelde, droom - droomde).
De onvoltooid verleden tijd wordt om te beginnen gebruikt om een aantal samenhangende, doorgaans opeenvolgende gebeurtenissen in het verleden te beschrijven; het gaat dan vaak om een verhalende context, bijvoorbeeld een boek, een levensbeschrijving of een recente (uit meerdere zinnen bestaande) gebeurtenis.
Om naar het verleden te verwijzen, gebruiken we meestal de onvoltooid verleden tijd (het imperfectum: hij woonde, hij kwam) of de voltooid tegenwoordige tijd (het perfectum: hij heeft gewoond, hij is gekomen).
De onvoltooide tijd is een werkwoord in de tegenwoordige tijd dat een activiteit of toestand uitdrukt die nog bezig is of snel zal plaatsvinden, of een werkwoord in de verleden tijd dat een activiteit in het verleden uitdrukt. Ik lees en ik werk zijn voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.).
De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
Als we de regel van 't kofschip op beloven toepassen, volgt daaruit dat dit zwakke werkwoord met -de wordt vervoegd. De stam is immers [beloov]. Het voltooid deelwoord van beloven is beloofd, maar de persoonsvorm van de tweede en derde persoon enkelvoud is belooft.
De onvoltooid toekomende tegenwoordige tijd (ottt)
Je samenvatting bijvoorbeeld mag absoluut niet de toekomende tijd bevatten, omdat je samenvatting gaat over een onderzoek, jouw onderzoek, dat al gedaan is. Hiervoor moet je dus de verleden tijd gebruiken en niet de toekomende tijd.
Waarom heet deze tijd VOLTOOID VERLEDEN TIJD? VOLTOOID omdat er een voltooid deelwoord in staat. VERLEDEN omdat het hulpwerkwoord in de verleden tijd staat. Voorbeeld: Had geregend => had = hulpwerkwoord hebben in de o.v.t. geregend = voltooid deelwoord van regenen.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
De formuleringen ze is geboren, ze was geboren en ze werd geboren zijn alle drie correct. Welke formulering de voorkeur heeft, hangt af van de context. De voltooid tegenwoordige tijd is geboren geeft een feit weer; het is een losse mededeling over de geboorteplaats van een bepaalde persoon.
wordt gevormd door een combinatie van twee werkwoordsvormen: enerzijds een eerste verbale pool (of persoonsvorm) (een vorm van de hulpwerkwoorden van tijd, nl. zijn of hebben) en anderzijds, een tweede verbale pool (een voltooid deelwoord of „participium perfectum‟), die fungeert als “verbale rest”.
De onvoltooid verleden tijd is in de taalkunde een tempus waarmee een handeling of toestand wordt uitgedrukt. Meestal gaat het hierbij om handelingen of toestanden die in het verleden liggen.
De onvoltooid verleden tijd (Präteritum) geeft aan dat in het verleden een actie is begonnen, maar deze nog steeds aan de gang kan zijn. Het werkwoord bestaat maar uit één woord.
Het verpleegtechnisch team (VTT) is gespecialiseerd in verpleegtechnische handelingen en triage. Wij bestaan uit 9 verpleegkundigen en 1 wijkverpleegkundige. Het team is bekwaam en bevoegd om de cliënt comfortabel en deskundig thuis de benodigde complexe zorg te geven.
Elk werkwoord heeft twee hoofdvormen in de vervoeging: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt, en de verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld.
De voltooid tegenwoordige tijd vermeldt feiten, de verleden tijd geeft een beschrijving. De voltooid tegenwoordige tijd van een werkwoord bestaat uit de tegenwoordige tijd van 'hebben' of 'zijn' plus het voltooid deelwoord van het te vervoegen werkwoord: ik heb gewerkt, ik ben gekomen.
Deze kunnen we kort houden: ik verdien, jij verdient, hij verdient. Ik geloof, jij gelooft, hij gelooft. Ik blijf, jij blijft, hij blijft. De derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd (hij/zij/het) eindigt op een - t.
Zoals beloofd is een verkorte versie van 'zoals beloofd is' (of 'zoals ik beloofd heb', 'zoals hij beloofd heeft', 'zoals wij/ze beloofd hebben', enz.). Beloofd is hier een voltooid deelwoord. Omdat de verleden tijd beloofde is (met -de), is ook het voltooid deelwoord met een d.
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?