Dimlicht is de verlichting die je standaard moet gebruiken wanneer het donker is. Je zet je dimlicht ook aan als het zicht minder is door mist, hagel, regen of sneeuw. De functie van dimlicht is tweeledig: het maakt je zichtbaar voor overige weggebruikers en het geeft je beter zicht op de weg.
Dimlicht is de verlichting die je standaard moet gebruiken wanneer het donker is. Als overdag je zicht belemmerd wordt door weersinvloeden als mist, hagel, regen of sneeuw, dan moet het dimlicht ook overdag aan.
Overdag bij slecht zicht mag u het dimlicht gebruiken. In het donker is het dimlicht verplicht. De dimlichten hoeven niet aan als de mistlichten branden.
Buiten de bebouwde kom moet bij stilstand op een parkeerstrook, parkeerhaven, vluchtstrook en vluchthaven langs autosnelwegen en autowegen in het donker of bij slecht zicht het stadslicht en achterlicht branden.
Dagrijlichten bestaan voor auto's uit twee witte lampen, tussen 250 en 1500 mm boven het wegdek aan de voorzijde van het voertuig geplaatst op een afstand van minimaal 600 mm van elkaar (minimaal 400 mm uit elkaar wanneer het voertuig smaller is dan 1300 mm).
Stadslicht is niet hetzelfde als dagrijverlichting.
Bij dagrijverlichting branden de achterlichten niet. Lees hier wat dagrijverlichting precies is en wanneer je dat moet/kunt gebruiken.
Daglicht (6500 Kelvin)
Dit licht is immers nodig om de werkzaamheden zo goed en secuur mogelijk te kunnen uitvoeren.
Als er geen enkele andere verlichting verplicht is, mag je stadslicht voeren. Het is dus toegestaan om overdag, bij voldoende licht, rond te rijden met stadslicht. Als het donker is, of als er sprake is van slecht licht, dan moet je volgens de wet ook je dimlicht of mistlicht voeren, naast stadslicht.
De dagrijlichten , bochtlichten, en hoeklichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen. Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.
De grote lichten, dimlichten , stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen. Visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.
Er zijn de dimlichten, waarmee men meestal rijdt als het donker is. En de grootlichten, die ook wel eens de verstralers worden genoemd. De meeste wagens hebben vooraan ook mistlichten. En tot slot zijn er de standlichten, die het minst licht geven.
Hoewel er steeds meer auto's uitgerust zijn met dagrijverlichting is het nog steeds niet verplicht in Nederland. Als u overdag met kapotte dagrijverlichting rijdt zult u hier dan ook niet beboet voor worden. Wel als u met een kapot dimlicht of grootlicht gaat rijden bij slecht zicht of in de nacht.
Dimlichten: de autolichten die het vaakst branden
Deze lichten steken we aan wanneer de avond valt of het donker is. Ook bij regenweer, sneeuw, mist en andere omstandigheden waarbij het onmogelijk is om verder te kijken dan 200 meter is het verplicht om de dimlichten aan te steken.
Over het algemeen geldt dat zo'n 300 à 400 lumen per vierkante meter voldoende is voor sfeervol licht, bijvoorbeeld bij de eettafel of in de slaapkamer. Voor meer functionele verlichting, bijvoorbeeld in de keuken of werkkamer, heb je zo'n 500 à 800 lumen per m² nodig.
Een auto moet ten minste twee remlichten hebben. Deze worden meestal geplaatst op de achterbumper. Sommige auto's hebben ook een derde remlicht, dat boven de twee andere remlichten is geplaatst. Het derde remlicht is verplicht voor auto's die zijn geproduceerd na 30 september 2001.
Tegenwoordig is het stadslicht bedoelt om een geparkeerd voertuig zichtbaar te maken en wordt het gebruikt bij het parkeren van de auto, vandaar dat het ook vaak parkeerlicht wordt genoemd. Onze zuiderburen noemen het trouwens standlicht, het licht dat gevoerd wordt als je stil staat.
Koud wit licht heeft de hoogste lichtintensiteit en hiermee kunnen taken waarvoor veel licht vereist is, zorgvuldig worden uitgevoerd. Tegenwoordig is er ook al verlichting waarbij je de CCT zelf kan instellen; m.a.w. je kan de kleur van de verlichting laten variëren van warm wit naar koud wit.
De grote lichten, dimlichten, stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.
Bij toegestane verlichting echter wel en spreekt het voor zich dat beiden dan ook moeten branden. Maar met de werkende lamp uitgeschakeld zou de APK geen probleem hoeven zijn omdat deze lampen niet onder de noemer vallen van verplichte verlichting binnen het APK reglement.
Dimlicht is een groot licht, maar het is gedimd en hindert daarom niemand. Met dimlicht wordt er standaard in het donker gereden in het verkeer. Terwijl stadslicht in bepaalde gevallen gebruikt mag worden zoals parkeren op de openbare weg in het donker.
Stadslicht is bedoeld om een geparkeerd voertuig zichtbaar te maken. Een betere naam zou 'standlicht' of 'parkeerlicht' zijn. De typering 'stadslicht' stamt nog uit de jaren '50, toen het gebruikelijk was binnen de bebouwde kom uitsluitend stadslichten te voeren.
Er zijn twee verschillende manieren om je lichten aan te zetten: – Bij mij in de auto kun je het topje van de hendel, dat links aan het stuur vast zit, naar voren draaien. Draai de hendel 1 slag naar voren en je stadslicht staat aan. Draai de hendel 2 slagen naar voren en je dimlicht staat aan.
Daglicht. Daglicht is het meest prettige licht om bij te lezen.
Als je ¿s ochtends opstaat of 's nachts naar de wc gaat, is een verblindend licht niet erg fijn als je de slaap nog uit je ogen veegt. Kies hier voor een kleurtemperatuur van 2700 tot 3000 Kelvin.
6000K (koud wit): Deze lichtkleur wordt vaak gebruikt in ruimtes waar goed zicht belangrijk is, zoals magazijnen, tandartspraktijken, ziekenhuizen en werkplaatsen.