Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n. Voorbeelden: lopen, werken, bidden, eten, slapen, gaan, zien, doen, zijn.
Wat is een voltooid deelwoord? Je gebruikt de werkwoordsvorm "voltooid deelwoord" als je wilt aangeven dat je iets in het verleden hebt gedaan. Je kan in de zin dan de verleden tijd gebruiken (Ik tenniste vroeger vaak), maar je kan ook het voltooid deelwoord gebruiken (Ik heb vroeger vaak getennist).
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.
Voltooid deelwoord: Het voltooid deelwoord is 'gewerkt'.Infinitief: Het hele werkwoord van het voltooid deelwoord is 'werken'. Stam: Door -en weg te halen van dit hele werkwoord, krijg je 'werk' en dit is dus de stam van het werkwoord. 't Exkofschip: De stam eindigt op een k en deze letter komt voor in 't exkofschip.
Eten (het werkwoord) is de activiteit van het tot zich nemen van voedsel. De term eten (het zelfstandig naamwoord) wordt ook gebruikt voor de substantie die gegeten wordt.
Het werkwoord eten is op het eerste gezicht een doordeweeks werkwoord. Het komt frequent voor, en het wordt al vroeg verworven door kleuters, maar morfologisch is het bijzonder. Het voltooid deelwoord zou eigenlijk geëten moeten luiden, of samengedrukt: geten, en die vorm is ook geattesteerd in het Middelnederlands.
Als je vaak te weinig eet kan je lichaam niet optimaal presteren. Je hebt weinig energie, een slecht concentratievermogen, je weerstand is verlaagd en je hebt het vaak koud. Soms vallen deze symptomen niet op door gewenning en komen ze pas naar boven wanneer men overstapt op een gezond en volwaardig voedingspatroon.
Meervoud van eten is eten.
Zijn wat je eet gaat dus vooral over gezond eten om gezond en fit te blijven. Het gaat dus om voeding waarmee je de noodzakelijke voedingsstoffen binnenkrijgt om alle belangrijke lichamelijke processen in gang te houden. Het helpt spieren opbouwen, wonden herstellen, goed nadenken en als brandstof om te bewegen.
Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
Zelfstandig naamwoord
Het eten was erg lekker.
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klank verandert als het werkwoord wordt omgezet in voltooide tijd. Daarnaast hebben ze geen achtervoegsel (-te of –de) nodig. De klank van sterke werkwoorden verandert als het werkwoord wordt omgezet in voltooide tijd.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) loop, (ze) loopt, (jullie) lopen. Persoonsvorm verleden tijd (pvvt): liep, liepen. Voltooid deelwoord (vd): gelopen.
Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm. In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk. Je laat zien dat 'gemaaide' iets zegt over het gras, het voltooid deelwoord wordt zo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Vervolgens laat je zien dat je deze woorden zo kort mogelijk schrijft, meestal komt er alleen een ~e achter de woorden.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord op een -d of -t eindigt, kan je kind 't kofschip gebruiken. Haal hiervoor eerst -en van het hele werkwoord af. Als de laatste medeklinker van het woord niet in 't kofschip zit, krijgt het werkwoord een d, anders schrijf je een t.
Als de handeling zelf centraal staat, worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, worden ze met zijn vervoegd.