- Breng de sonde over de neusbodem in tot de keelholte wordt bereikt. Laat de zorgvrager nu slikken, eventueel met water indien toegestaan (zo nodig met een rietje), en breng de sonde verder in tot de vastgestelde lengte is bereikt. Als de zorgvrager niet kan slikken, laat dan het hoofd naar voren buigen.
Schuif tijdens de slikbeweging de sonde rustig door totdat de markering op de sonde bij de neus zit. Controleer daarna of de sonde in de maag ligt. Als de sonde goed zit, plak deze dan meteen goed vast op de wang. Dan kan deze er niet meer uit glijden.
Een voedingssonde is een buigzaam slangetje waarmee voeding en/of medicijnen gegeven kunnen worden. De sonde wordt via de neus en de keelholte ingebracht en komt uit in de maag. Aan het uiteinde zitten gaatjes waardoor de voeding in de maag stroomt. Na het inbrengen kan de sonde meestal zes weken blijven zitten.
Schuif de sonde langzaam via de neusbodem tot in de keelholte. Vraag de cliënt dan te slikken (eventueel met behulp van een slokje water). Schuif de sonde vervolgens op tot de gemarkeerde lengte terwijl de cliënt een paar keer slikt. Controleer altijd of de sonde niet opkrult in de keelholte.
Inbrengen van de sonde
platte bedrust de patiënt in zijligging, om aspiratie tijdens inbrengen te voorkomen. Laat de patiënt indien nodig de neus snuiten. Bepaal door welk neusgat de patiënt het minst makkelijk ademt.
- Bepaal de benodigde lengte van de sonde: neem het uiteinde van sonde en meet de lengte vanaf het puntje van de neus via de oorlel naar uiteinde van het borstbeen (NEX: nose-earlobe- xyphoid). Tel 10 cm bij de gemeten lengte op. Het totaal is de lengte die moet worden ingebracht (NEX+10). Noteer deze lengte.
Pak de sonde tussen duim en wijsvinger vast en duw hem twee tot drie centimeter naar binnen. Dit noemen we dompelen. Heeft u een PEG-sonde dan draait u de sonde helemaal rond. Heeft u een PEG(J)-sonde dan mag u deze niet ronddraaien.
Als de sonde niet meer goed in uw maag ligt, maar bijvoorbeeld in de longen, kan dit ernstige gevolgen hebben. Om dit te voorkomen moet u voor elke handeling die u met de sonde doet het volgende controleren: Zit de pleister op uw neus niet meer goed vastgeplakt?
Het gebruik van sondevoeding kan complicaties met zich meebrengen. Misselijkheid en diarree zijn de meest voorkomende complicaties. Daarna volgen ongemakken veroorzaakt door een verstopte sonde.
Dit zijn voedingssondes die via een kleine, hiervoor gemaakte opening (fistel) door de buikwand in de maag zijn geplaatst. Het grootste verschil tussen de PRG- en de PEG-sonde is de manier van plaatsing. De PEG-sonde wordt met een kijkbuis via de slokdarm geplaatst.
Wat kan ik doen bij irritatie aan mijn neus, keel of slokdarm? Het kan zijn dat een voedingssonde irritatie geeft aan de neus, keel of slokdarm. Te dikke of te stugge sonde. Sonde drukt te lang op een plaats van de neus.
Het doorspoelen is belangrijk om verstoppingen te voorkomen. U moet de sonde minimaal 4 tot 6 keer per dag doorspoelen met 20 cc lauwwarm water. In ieder geval voor en na het toedienen van sondevoeding of het geven van medicijnen.
De neusmaagsonde is een dun buigzaam slangetje. Een maag darm en leverarts plaatst die via de neus en slokdarm in de maag. Het materiaal van de sonde heet polyurethaan (PUR) en kan ongeveer 6 tot 8 weken blijven zitten.
U kunt zelf dagelijks een controle doen (methode 1). Of dit wordt gedaan door de verpleegkundige bij het (opnieuw) plaatsen van de sonde (methode 2). Controleer of de sonde nog goed vastgeplakt is en of het markeringsstreepje nog op de juiste plaats zit.
De arts plaats een dun slangetje (katheter) via je neus in je slokdarm. Aan het uiteinde van het slangetje zit een meetpunt dat de zuurgraad meet. Dit meetpunt wordt verbonden met een kastje dat de metingen registreert. De arts plaats het meetpunt ongeveer vijf centimeter boven de maagingang.
Sondevoeding geeft weinig ontlasting dus u kunt een ander ontlastingspatroon verwachten dan u gewend was. Voor een goede stoelgang en om verstopping te voorkomen is het belangrijk dat u per dag minimaal twee liter vocht gebruikt. U kunt dit voor uzelf nagaan door de hoeveelheid vocht van één dag bij te houden.
☞ Wanneer de sondevoeding continu wordt toegediend, moet het toedieningssysteem tot aan de sonde na maximaal 96 uur worden vervangen. ☞ De voeding via de sonde of de PEG-katheter wordt binnen 24 uur toegediend, hetgeen inhoudt dat de zak of fles met voeding niet langer dan 24 uur mag aanhangen.
Mogelijk wordt u misselijk doordat de sonde niet goed zit. Hierbij kan het helpen de positie van de sonde te laten verplaatsen; Mogelijk bent u misselijk doordat er een te hoge toedieningssnelheid is ingesteld. Door de toedieningssnelheid te verlagen zal de misselijkheid mogelijk kunnen zakken.
De Charrière is een meeteenheid voor kleine diameters en wordt aangeduid met 'Ch'. De waarde van één Ch is ⅓ mm. Of andersom: 1 mm = 3 Ch.
Een maaghevel zorgt ervoor dat de inhoud van de maag wordt geleegd. Hierdoor krijgen de maag en darmen rust waardoor u niet meer misselijk bent en niet meer braakt. De maaghevel blijft in principe een aantal dagen zitten. Hoe lang de maaghevel blijft zitten, is afhankelijk van de productie.
Als er moeilijk aspiraat kan worden verkregen, biedt de “limonadetest” uitkomst bij personen met een goede slikfunctie die mogen drinken. De persoon drinkt enkele slokken drank met een lage pH (pH ≤ 4) bijvoorbeeld limonade of aangelengde limonadesiroop. Dit vergemakkelijkt vaak het verkrijgen van aspiraat.
− Draai de katheter helemaal rond (360 graden) om de lengteas in de insteekopening, zowel linksom als rechtsom. − Schuif het huidplaatje terug in de oorspronkelijke stand. Schoon en droog De huid rond de insteekopening en het huidplaatje moeten elke dag schoongemaakt worden met lauw water.
Maak elke dag de huid rond de insteekopening en de PEG-sonde schoon met water en zeep of doucheschuim. Dit kan bijvoorbeeld onder de douche of in bad. Droog de huid goed. Gebruik geen föhn om de huid te drogen.
Dagelijks de sonde Draaien (180 graden links- en 180 graden rechtsom). Twee keer per week de sonde “Dompelen” (plan hiervoor vaste dagen): Pak de sonde tussen duim en wijsvinger. Schuif de fixatiedisk ongeveer 3 à 4 cm van de buikhuid af. Duw de sonde minimaal 3 cm naar binnen en trek deze weer terug.