Het onderwerp dat in een beknopte bijzin niet genoemd wordt, noemen we het verzwegen onderwerp. Bij beknopt bijwoordelijke bijzinnen is het belangrijk dat het verzwegen onderwerp uit de bijzin overeenkomt met het onderwerp uit de hoofdzin.
Meestal is het (verzwegen) onderwerp van de beknopte bijzin hetzelfde als dat van de hoofdzin. Twee voorbeelden, waarin de bijzin is gecursiveerd en het onderwerp vet is weergegeven: Mijn broer had beloofd zijn vrouw mee te nemen. (= Mijn broer had beloofd dat hij zijn vrouw mee zou nemen.)
Een onderwerp drukt uit wie of wat iets doet of overkomt of geeft aan wie of wat iets is. Het onderwerp in een zin heeft altijd een directe link met de persoonsvorm. In de zin 'Piet loopt over straat' is 'Piet' het onderwerp.Piet is namelijk degene die loopt.
Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp en de persoonsvorm ontbreken. Het gezegde van een beknopte bijzin bevat alleen een deelwoord of een infinitief met te.
De beknopte bijzin heeft alleen een gezegde dat op 3 verschillende manieren gemaakt kan worden: met een infinitief (het hele werkwoord) + te, met het voltooid deelwoord (ook wel het verleden deelwoord genoemd) of het onvoltooid deelwoord (ook wel het tegenwoordig deelwoord genoemd).
Een clausule is een groep woorden die een onderwerp en een gezegde bevat . Vergeet niet dat een onderwerp vertelt over wie of wat de groep woorden gaat. Het gezegde vertelt wat het onderwerp is of doet.
Bijzinnen zijn zinsdelen van de overkoepelende hoofdzin en kunnen de functie hebben van: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling, bijvoeglijke bepaling, en een deel van het naamwoordelijk gezegde.
Een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm heet een beknopte bijzin (bekn.bz): [bekn.bz – Op hun telefoon kijkend] stapten de twee vrienden in de trein. Het denkbeeldig onderwerp van zo'n beknopte bijzin (hier: de twee vrienden) kun je meestal afleiden uit de hoofdzin.
Een onderwerp is een deel van een zin dat de persoon of het ding bevat dat de actie uitvoert (of het werkwoord) in een zin . (Zie Wat is een werkwoord?) Hier zijn enkele voorbeelden: Voorbeeld: Jennifer liep naar de winkel. In deze zin is het onderwerp "Jennifer" en het werkwoord is "liep."
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
De stam van een werkwoord is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten. Als we de stam schrijven, passen we waar nodig de regels toe voor enkele of dubbele klinker (dromen - ik droom) en enkele of dubbele medeklinker (hakken - ik hak).
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
Soms zijn er ook argumenten die je niet uitspreekt omdat ze voor iedereen al duidelijk zijn of weinig toegevoegde waarde hebben. Dit zijn verzwegen argumenten. Dit soort argumenten kunnen op basis van vanalles zijn.
Een bijzin is een groep woorden die een onderwerp en werkwoord bevat, maar geen complete gedachte uitdrukt . Een bijzin kan geen zin zijn.
Plaats van persoonsvorm en onderwerp
Er is nog een verschil tussen hoofdzinnen en bijzinnen. In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar. In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp meestal niet naast elkaar.
Moeten zinnen altijd een onderwerp en een werkwoord hebben? Nee, dat is niet altijd nodig. Een aansporing, oproep of bevel heeft bijvoorbeeld geen zinsonderwerp: 'Kijk maar! ' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen.
De vijf-zinselementen zijn subject, verb, object, complement en adjunct (SVOCA). Het subject is de uitvoerder van een actie of de agent van het werkwoord. Het staat meestal aan het begin van een zin en wordt gegenereerd door een zelfstandig naamwoord of een van zijn equivalenten, zoals een voornaamwoord, een zelfstandig naamwoordgroep of een zelfstandig naamwoordclausule.
Een bijzin is een groep woorden die zowel een onderwerp als een gezegde bevat .
Wist je dat per ongeluk ook een contaminatie is, maar nu geaccepteerd wordt? Het komt van “bij ongeluk” en “per abuis”.
Een zeugma (spreek uit: 'zuig-ma') is een zin waarin een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord wordt verbonden met twee andere woorden, terwijl het eigenlijk maar bij één van de twee hoort, of op het een anders betrokken is dan op het ander. Voorbeelden: 'Hier zet men thee en over', 'Voer eendjes, geen oorlog.