Net zo gaat het met 'smaken' en 'proeven'. 'Smaken' betekent 'een smaak hebben' en 'proeven' 'een smaak waarnemen'.
Op onze tong zitten namelijk smaakpapillen waarmee we proeven. We kunnen vijf verschillende basissmaken herkennen: zout, zoet, zuur, bitter en umami. Onze tong bezit ook tastzintuigen waarmee we ons voedsel voelen. We kunnen voelen wat de textuur is: korrelig of glad, zacht of hard, draderig of slijmerig.
Onze smaakpapillen herkennen zuur, zoet, zout, bitter en umami. Het maakt voor je tong niet uit op welke temperatuur ze je eten proeft: ze herkent de vijf basissmaken altijd even goed.
Deze zogenaamde primaire smaken zijn zoet, zuur, bitter en zout. Alles wat je proeft in je mond is een combinatie van die vier. Zo smaakt een grapefruit bijvoorbeeld zoet en ook een beetje zuur en bitter; olijven vooral zout en bitter enzovoorts.
Of moet het zijn: 'De koffie smaakt goed / is lekker'? Met 'De koffie smaakt lekker' is niets mis. 'De koffie smaakt goed' en 'De koffie is lekker' zijn ook goed. Smaken heeft de algemene betekenis 'een bepaalde smaak hebben'.
Het blijkt onmogelijk te zijn om na één keer proeven al te kunnen zeggen dat je iets niet lust. Althans dat beweren experts. Je smaakpapillen hebben immers minstens tien à vijftien keer proeven nodig om gewend te kunnen geraken aan smaken. Pas daarna kun je oprecht zeggen of je iets walgelijk vindt of niet.
Vanaf twaalf weken zwangerschap kan de kleine in de buik al proeven door de smaakpapillen op zijn tong. Door kleine beetjes vruchtwater die de baby binnenkrijgt, proeft hij de smaken van de voedingsmiddelen die zijn moeder heeft gegeten. Hoe gevarieerder de moeder eet, hoe meer smaken de baby leert kennen.
Als algemene regel is de smaak een perceptie van de interactie van de fundamentele smaken van zoet, zuur, bitter, zout en umami. Bitter wordt gesmaakt achter op de tong, zuur aan de zijkanten en zoet en zout vooraan.
Wat is juist: 'Wij wouden winnen', 'Wij wouen winnen' of 'Wij wilden winnen'? Alleen 'Wij wilden winnen' lijkt voor iedereen volledig aanvaardbaar te zijn. Wie wouwen of wouden gebruikt, kan bijna standaard rekenen op commentaar vanwege slordig taalgebruik. Toch staat ook wouden in de woordenboeken en woordenlijsten.
Wou wordt in Nederland als informeler beschouwd. In het meervoud is wilden de neutrale en veruit de gebruikelijkste vorm. Wouden en wouen worden vooral gebruikt in gesproken taal.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Proeven betekent 'proberen hoe iets smaakt', 'onderzoeken of de smaak goed is' en 'waarnemen (met de smaakzin)'.
Zout, pittig, zuur, vet, umami, bitter en zoet zijn de zeven smaken die je wilt gebruiken in de keuken.
Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat de mens naast de basissmaken zoet, zuur, zout , bitter en umami, een zesde smaak kan onderscheiden.
Je tong proeft dus vijf smaken, maar er zijn ontelbaar veel geuren die onze neus kan ruiken. Je neus is veel gevoeliger dan je tong en is heel belangrijk bij het proeven. Houd je neus en ogen maar eens dicht als je iets eet, je proeft dan veel minder goed.
Ontdekt in 1908 door de Japanse Kikunae Ikeda – scheikundig professor op een universiteit van Tokio – en afkomstig van het Japanse woord umai ('heerlijk'): umami. Het is de vijfde basissmaak naast zoet, zuur, zout en bitter en wordt al eeuwenlang gebruikt als natuurlijke smaakversterker in de Aziatische keuken.
Proeven doen we via de smaakpapillen, die zich op de bovenkant van de tong bevinden. Op de tong vang je een smaak op: we kennen de basissmaken zoet, zout, bitter, zuur en hartig (umami). In de mondholte worden de temperatuur en de structuur van wat je eet of drinkt opgemerkt.
Met de smaakpapillen op je tong bepaal je of de appel zoet, zuur of bitter is. Je tong heeft ook specifieke smaakpapillen voor de smaken zout, vet en umami, maar de kans dat een appel daarnaar smaakt, is klein. Smaakpapillen op je tong zijn een soort vormenpuzzels waarmee je vroeger misschien als kind speelde.
“Pikant” is geen smaak, net zoals het koele effect van pepermuntjes. Ze ontstaan doordat ze je lichaam doen geloven dat je eten (te) warm of koud is en soms zelfs doorgeven dat je pijn hebt. Mosterd zorgt enkel voor een (pijnlijk) warmtegevoel, terwijl chilipepers er nog een extra pijngevoel bovenop gooien.
Zout is een van de vijf smaken, naast zoet, zuur, bitter en umami.
Hij wilt geldt echt als een fout, ook al komt het vaak voor. Het is bijvoorbeeld ook zij wil, men wil, Eva wil, iedereen wil en de klant wil. De derde persoon enkelvoud is bij willen dus anders dan bij bijna alle andere werkwoorden, bijvoorbeeld wensen en hopen.
Antwoord Het werkwoord willen kent in de verleden tijd twee vervoegingen: zowel de regelmatige vormen wilde en wilden als de onregelmatige vormen wou en wouden of wouen. De enkelvoudsvorm wou wordt minder in de schrijftaal gebruikt; de meervoudsvorm wou(d)en is geheel beperkt tot de spreektaal.
Want moet je zeggen 'ik wilde gisteren vroeg naar bed' of 'ik wou gisteren vroeg naar bed'? Deze zinnen zijn allebei goed, maar er is een betekenisverschil. 'Wou' is informeel, 'wilde' is formeler. In schrijftaal heeft 'wilde' de voorkeur, in spreektaal kun je beide varianten hanteren.
Daarvoor beschikken we over smaakpapillen. Dit zijn groepjes cellen op de tong en achterin de mondholte waarmee we 5 basissmaken kunnen waarnemen: zoet, zuur, zout, bitter en umami (hartig). Een belangrijke voorwaarde is wel de aanwezigheid van speeksel. Een uitgedroogde tong en mond nemen geen smaken waar.
Bepaalde bekende smaken, zoals kaneel en menthol, zijn eigenlijk geuren. Je proeft ze dus alleen goed, als ook de neus meedoet.