Vind het onderwerp: wie of wat + gezegde? Vind het lijdend voorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp? Vind het meewerkend voorwerp: (aan/voor) wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Als het lijdend voorwerp een aanwijzend voornaamwoord is en het meewerkend voorwerp een zelfstandig naamwoord(groep), kan het meewerkend voorwerp zowel voor als achter het lijdend voorwerp staan.
Het meewerkend voorwerp is dan ook meestal een levend wezen of een instelling. Een meewerkend voorwerp komt in normale teksten dan ook niet zo vaak voor. In een zin met een meewerkend voorwerp gaat er iets (lv) van de een naar de ander. Daarom heb je vaak een onderwerp én een meewerkend voorwerp nodig.
Wat is een meewerkend voorwerp? De naam zegt het al: een meewerkend voorwerp is iemand in de zin die meewerkt met het onderwerp. Zoals je al weet, is het onderwerp van de zin altijd iemand die of iets dat actief iets doet. Met het lijdend voorwerp wordt iets gedaan.
Een zin kan een lijdend voorwerp bevatten, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maximaal één lijdend voorwerp in de zin. Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van.Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde. Het lijdend voorwerp = wie / wat + onderwerp + gezegde. Als de zin een naamwoordelijk gezegde heeft, dan is er geen lijdend voorwerp.
- Een meewerkend voorwerp kan met de voorzetsels aan en voor beginnen. Als je het gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp hebt gevonden dan kan je erachter komen wat het meewerkend voorwerp is, door jezelf de volgende vraag te stellen: (aan/voor) wie of wat + [gezegde] + [onderwerp] + [lijdend voorwerp]?
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. In de zin 'De zon geeft ons energie' is ons het meewerkend voorwerp. Het meewerkend voorwerp is vaak de 'ontvangende partij'.
Een mv kan zowel voorkomen bij een nwg als bij een wwg.
Voorbeelden. meewerkend voorwerp (mv): aan/ voor wie + wwg + ow + (lv)?Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven. Let op: in deze zin kun je eenvoudig het voorzetsel 'aan' weglaten: 'Hij heeft Sanne een cadeau gegeven.
Een meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat meewerkt aan een handeling. Vaak gaat het om een persoon, maar een meewerkend voorwerp kan ook een ding zijn. Er kan maximaal één meewerkend voorwerp in en zin staan, maar niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.
Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag: wat werd gegeven? Antwoord: een klap. Dus een klap is lijdend voorwerp. In de zin "Hij kreeg een klap" lijkt "hij" wel de handeling te ondergaan, maar is in dit geval onderwerp van de zin.
Er zijn meerdere verschillen tussen de bedrijvende en lijdende vorm. Bij de bedrijvende vorm doet het onderwerp iets, terwijl het onderwerp bij de lijdende vorm iets ondergaat. Daarnaast wordt in een lijdende zin een vorm van het hulpwerkwoord 'worden' of 'zijn' gebruikt.
Het meewerkend voorwerp in een zin vind je door de vraag te stellen: 'Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)? ' Bijvoorbeeld: 'Vorige week gaf ik mijn vriend een cadeau' > 'Aan wie gaf ik een cadeau? ' > 'Mijn vriend'. In deze zin is 'mijn vriend' dus het meewerkend voorwerp.
Verschil tussen voorzetselvoorwerp en lijdend voorwerp
Het belangrijkste verschil is dat een lijdend voorwerp niet met een voorzetsel begint en het voorzetselvoorwerp juist wel. Ook kan een voorzetselvoorwerp bij alle gezegdes voorkomen (werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde).
Wat is het meewerkend voorwerp (mv)? Het meewerkend voorwerp (mv) hangt samen met de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (naamwoordelijk of werkwoordelijk) en het lijdend voorwerp. In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan.
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. Als er maar één werkwoord in de zin staat, dan is het gezegde de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is het gezegde de persoonsvorm samen met de andere werkwoorden. Als je een zin gaat ontleden, begin je daarom altijd met de persoonsvorm.
Het handelend voorwerp is bij de grammaticale zinsontleding in een lijdende zin een bepaling die aangeeft wie de daarin beschreven handeling verricht. Het handelend voorwerp heeft in het Nederlands de vorm van het voorzetsel door gevolgd door een persoonlijk voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord.
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat je iets vertelt over tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Het geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel.
Het lijdend voorwerp komt alleen voor bij werkwoorden die iets doen. Het lijdend voorwerp is altijd de "iets" of "iemand" die gedaan wordt.
Het lijdend voorwerp (of: direct object) is het zinsdeel dat de zelfstandigheid aanduidt waarop de handeling of werking die door het gezegde wordt uitgedrukt, direct gericht is. Het lijdend voorwerp ondergaat deze handeling of werking of wordt erdoor voortgebracht: (1) Hij bouwt het huis.
4e naamval - lijdend voorwerp/hem (Akkusativ)
Het lijdend voorwerp staat in de 4e naamval. Das Mädchen liebt den Jungen. Der Mann liest das Buch.