Wij vinden het normaal dat een voorwerp waarvan het kleinste oppervlak als steunvlak dient, heet te staan: een boek staat in de kast. Geheel daarmee in overeenstemming is dat een boek ligt als het steunvlak groter is dan de hoogte van het gehele object.
liggen → leggen: Ik leg mijn pen op de tafel.zitten → zetten / steken / stoppen: Ik zet de baby in de stoel.
Door te staan tijdens het werken en regelmatig weg te lopen van je bureau, verbrand je een stuk meer calorieën dan wanneer je alleen maar zit. Door te staan pompt je hart ongeveer 10 keer zoveel bloed door je lichaam. Door dagelijks drie uur staand te werken verbrand je hierdoor zo'n 145 calorieën.
Het onovergankelijke werkwoord liggen heeft als hoofdbetekenissen 'uitgestrekt, uitgespreid zijn', 'zich bevinden'. Het overgankelijke werkwoord leggen heeft als hoofdbetekenis 'doen liggen' en heeft altijd een lijdend voorwerp bij zich.
'Leggen' is een zwak werkwoord: ik leg, hij legt, wij leggen, ik legde, wij legden, ik heb gelegd. Ik leg het boek op tafel.
Het is 'de leugenaar', want leugenaar is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die leugenaar'.
Tussen leggen en liggen bestaan twee grammaticale verschillen: leggen is een zwak werkwoord: leggen-legde-gelegd; liggen is een sterk werkwoord: liggen-lag-gelegen.
De resultaten suggereren dat onze gezondheid verbetert wanneer we per dag twee uur rechtstaan in plaats van zitten. Meer onderzoek is nodig om dit te bevestigen.
De mogelijke gevolgen van langdurig staan op het werk zijn niet te verwaarlozen en gaan van lage rugklachten en pijnlijke gewrichten tot pijn aan de heupen, knieën en voeten. Ook gezwollen enkels, vermoeide benen, spataders en nachtelijke beenkrampen komen voor.
Voelt u dat u rust nodig heeft, ga dan op bed liggen met een kussen onder uw knieën.Dit is beter dan zitten. Als u ligt, is er geen druk op uw lendenwervels.
Voor wie het Nederlands als tweede taal leert, is de keuze tussen leggen en zetten soms lastig, schrijft een lezeres. Semantisch zijn er toch wel duidelijke verschillen: leggen betekent grofweg 'in liggende stand plaatsen', terwijl zetten 'in opgerichte stand plaatsen' betekent.
Je gebruikt het woord 'liggen' als je wilt zeggen dat iets zich ergens bevindt, of in plaats van 'uitgestrekt' zijn. Bijvoorbeeld: Ik lig graag op de bank. Het boek ligt op tafel. Het woord 'leggen' heeft de betekenis 'doen liggen'.
Voelt u dat u rust nodig heeft, ga dan op bed liggen met een kussen onder uw knieën. Dit is beter dan zitten. Als u ligt, is er geen druk op uw lendenwervels.
'Leggen' is een zwak werkwoord: ik leg, hij legt, wij leggen, ik legde, wij legden, ik heb gelegd. Ik leg het boek op tafel.
Het is 'de leugenaar', want leugenaar is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die leugenaar'.
De verleden tijd van leggen is 'legde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gelegd'.
[ov] op iets leggen of plaatsen. [ov] afstand doen van iets. [ov] doodschieten.