Het verschil tussen deze twee groepenkast componenten is als volgt: een aardlekschakelaar is een component waar de installatieautomaat er achter wordt aangesloten, terwijl een aardlekautomaat een combinatie is van een aardlekschakelaar en een installatieautomaat.
Het grootste verschil tussen deze twee zit hem in het feit dat een aardlekautomaat óók over een installatieautomaat beschikt. Een aardlekschakelaar bevat geen installatieautomaat. Zo kan je de aardlekautomaat zien als een beveiliging die reageert op kortsluiting, lekstroom en overstroom.
Een aardlekschakelaar is een schakelaar die automatisch in werking treedt wanneer hij lekstroom meet. De schakelaar springt om schakelt de gehele groepenkast uit. Dit wordt ook wel het spanningsloos maken van het systeem genoemd. In een elektrische installatie is er meestal sprake van een stroomkring.
Hoe werkt een aardlekschakelaar
Wanneer aan de verbruikerszijde een foutstroom optreedt, verstoort dit de balans tussen de in-en uitgaande stroom. Daardoor zal in de secundaire wikkeling een stroom worden opgewekt, die op zijn beurt het afschakelrelais bedient. Hierdoor schakelt de spanning aan verbruikerszijde uit.
Voor woningen geldt tegenwoordig de regel dat 30mA lekstroom de elektrische installatie achter de aardlekschakelaar moet uitschakelen. U heeft bij een woning dus een component met 30mA lekstroom nodig. De 300mA aardlekschakelaar is verplicht bij: Tijdelijke installaties in fabrieken.
Wat is het verschil tussen een B16 en een C16 installatieautomaat? Een B16 automaat schakelt direct uit indien er een kortsluitstroom van 80A wordt gemeten (5*In). Een C16 schakelt uit bij 160A kortsluitstroom (10*In). Een C16 wordt vaak toegepast bij machines met een hoge aanloopstroom.
Wanneer je 5 of meer eindgroepen hebt is de som van de maximale acceptabele lekstroom zo hoog, dat deze waarde de schakelaar kan doen afslaan. Dit is de reden dat uit veiligheid en betrouwbaarheid er maximaal 4 groepen achter een aardlekschakelaar mogen.
Een aardlekschakelaar is voorzien van een test-knop, dit is een knop op de aardlekschakelaar met de letter “T”. Wanneer u uw aardlekschakelaar gaat testen, dient u er eerst voor te zorgen dat de aangesloten installaties uitgeschakeld zijn.
Als een groepenkast is voorzien van een aardlekschakelaar dan zal deze bij kortsluiting, overbelasting of hoge lekstroom het complete elektriciteitsnet in huis uitschakelen. Dat is natuurlijk heel veilig. Er kan daardoor geen verdere schade aan het netwerk en aan elektrische apparatuur ontstaan.
Hoeveel aardlekschakelaars heeft u minimaal nodig? Tegenwoordig moeten alle stopcontacten verplicht worden beveiligd met een aardlekschakelaar. Het is niet verstandig om alle groepen achter één aardlekschakelaar te plaatsen. Dit, omdat dan de gehele installatie spanningloos raakt bij een aardlek.
De fornuisgroep wordt geteld als 1 eindgroep. Achter een aardlekschakelaar mag je maximaal 4 eindgroepen plaatsen. Naast een fornuisgroep kun je dus nog 3 andere eindgroepen achter een aardlekschakelaar plaatsen.
Bij installaties van na 1996 dienen alle eindgroepen in de groepenkast te zijn verdeeld achter twee aardlekschakelaars van 30mA. Dit geldt ook bij het aanpassen van bestaande groepenkasten. Bij huisinstallaties mogen maximaal vier groepen achter één aardlekschakelaar zijn aangesloten.
Algemeen. In de meterkast van uw huis bevindt zich de groepenkast waarin de aardlekschakelaar(s) en alle afgaande groepen (automaten)zitten. Hier hoort ook een groepenkaart bij aanwezig te zijn waar u op kunt zien welke groep welk gedeelte van het huis van energie voorziet en achter welke aardlekschakelaar deze zit.
Aanleggen van een aardlekschakelaar is een klus die u niet zelf kunt doen. Het is dan ook verstandig om hiervoor een erkend elektricien in te huren die exact weet wat hij doet.
- Type AC: De aardlekschakelaar met type AC is enkel gevoelig voor sinusvormige wisselstroom (deze wordt in de Benelux in nieuwe installaties niet meer toegepast).
Wij adviseren hierbij de volgende aardlekbeveiling: Aardlekautomaat Type A van 30mA of 300mA. Aardlekschakelaar Type A + installatieautomaat (minimaal 6kA)
Laat de aardlekschakelaar elke tien jaar door een vakman nakijken. Daarnaast kun je de schakelaar zelf twee keer per jaar testen.
Zo wordt geadviseerd om apparaten die een vermogen hebben van meer dan 2.000 watt, op een aparte groep aan te sluiten. Denk daarbij aan de wasmachine, de wasdroger, vaatwasser, combimagnetron of oven.
Hoe hoger de waarde, des te zwaarder zijn de contacten uitgevoerd. Een normale huisinstallatie is afgezekerd met 25 of 35A, dus is een ALS van 40A voldoende. Wordt er zwaarder afgezekerd, dan zal je ook een zwaardere ALS nodig hebben. Dit heeft verder niets dus met de aanspreekstroom te maken.
Voor het vervangen van een kapotte of versleten aardlekschakelaar of aardlekautomaat doet u er verstandig aan, de hulp van een professionele elektricien in te schakelen. Het kan letsel voorkomen, evenals dat het problemen in de toekomst tegengaat. Denk aan een kortsluiting in de meterkast, stroomstoringen, enzovoorts.
Wij adviseren voor een 3-fase groepenkast bij toepassing van een 2P+2N fornuisgroep, indien deze op twee afzonderlijke fasen wordt aangesloten, deze te beveiligen achter één 4-polige 3P+N aardlekschakelaar.
U kunt ervan uit gaan dat u een 3 fase groepenkast heeft als er vier draden te zien zijn. Er mogen op een 1 fase groepenkast maximaal 12 groepen aangesloten worden. Per aardlekschakelaar is er een maximum van vier groepen toegestaan, zowel 2- als 4-polig.
Kan ik een 4-polige aardlekschakelaar ook 2-polig aansluiten ? Bij de 4-polige uitvoeringen met de Nul-links gaat dit niet omdat de testknop op L2 en L3 aangesloten is, en de testspanning tussen de 250V en 440V moet liggen. Zie afbeelding 1.
Wij adviseren voor een 3-fase groepenkast bij toepassing van een 2P+2N fornuisgroep, indien deze op twee afzonderlijke fasen wordt aangesloten, deze te beveiligen achter één 4-polige 3P+N aardlekschakelaar. Een inductie kookplaat met een aansluitvermogen vanaf 7400 Watt wordt altijd aangesloten op 3-fasen.