Het aantal successen in een steekproef gedeeld door het totaal aantal elementen in de steekproef.
Het woord proportie betekent "verhouding" of "deel": het levert een getal op tussen en (dat kan een breuk zijn of een kommagetal). De steekproefproportie is het gevonden aantal gedeeld door de steekproefgrootte.
populatieproportie = P = het deel van de populatie dat een bepaalde eigenschap heeft. Natuurlijk is die P onbekend (als hij bekend was, waarom zou je dan een steekproef of een onderzoek doen?) steekproefproportie = p = het deel van mijn steekproef dat een bepaalde eigenschap heeft.
Een populatieproportie p is het deel van de populatie dat voldoet aan een zeker kenmerk, uitgedrukt als percentage of fractie. Omdat een populatieproportie, net als een populatiegemiddelde, vaak niet bekend is, bestaat er ook verklarende statistiek die de populatieproportie onderzoekt.
Voor het berekenen van een betrouwbaarheidsinterval voor een populatieproportie moet de steekproefproportie p en de steekproefomvang n bekend zijn. Het 95%-betrouwbaarheidsinterval is [p −2 p +2 ]. met p de steekproefproportie en n de steekproefomvang.
Een populatie is de gehele groep waarover je uitspraken wilt doen, bijvoorbeeld “verpleegkundigen tussen de 25 en 34 jaar oud”. Een steekproef is de specifieke subgroep die je daadwerkelijk onderzoekt en waarvoor je data verzamelt.
Als niet de hele populatie, maar slechts een deel ervan meedoet aan je onderzoek, dan is er sprake van een steekproef. De mensen die deelnemen aan je onderzoek vormen de steekproef.
In principe is het meten van een proportie (percentage) natuurlijk niets anders dan het meten van een gemiddelde.
Stel je hebt 95% gekozen. Bereken de foutmarge. Je kunt de foutmarge vinden middels de volgende formule: Za/2 * σ/√(n). Za/2 = betrouwbaarheidscoëfficient, waarbij a = betrouwbaarheidsniveau, σ = standaarddeviatie en n = steekproefgrootte.
Deel de som door het aantal getallen in je steekproef (n).
De gegevensverzameling met proefwerkcijfers (10, 8, 10, 8, 8 en 4) bestaat uit zes getallen. Daarom geldt: n = 6. De som van alle proefwerkcijfers in het voorbeeld was 48. Je moet dus 48 door n delen om het gemiddelde uit te rekenen.
Vaak wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval gebruikt. Hiermee zeg je eigenlijk: stel ik zou mijn onderzoek 100 maal herhalen, dan verwacht ik dat de werkelijke waarde (parameter) minstens 95 keer binnen het (voor ieder onderzoek apart opgestelde) 95% betrouwbaarheidsinterval ligt.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Maak een lijst van alle scores en vind het gemiddelde. Trek het gemiddelde af van iedere score om de afstand (afwijking) tot het gemiddelde te berekenen. Bereken voor iedere afwijking het kwadraat. Tel alle gekwadrateerde afwijkingen bij elkaar op.
Bij statistisch onderzoek is het populatiegemiddelde, het gemiddelde van een statistische variabele van de hele populatie, belangrijk. Dat gemiddelde wordt meestal geschat door een steekproef te nemen en daarvan het steekproefgemiddelde te berekenen.
Het aantal onderzoeksobjecten in de steekproef. Van belang voor de betrouwbaarheid van de waarnemingen in de steekproef.
De standaarddeviatie (standard deviation of s) is de gemiddelde hoeveelheid variabiliteit in je dataset. Deze maat vertelt je hoe ver iedere score gemiddeld van het gemiddelde verwijderd is. Des te groter de standaarddeviatie, des te meer variabel je dataset is.
De steekproefgrootte is van belang als je een statistisch verschil wil aantonen. Bij een te kleine steekproef zijn er geen verschillen te vinden, bij een te grote is alles statistisch significant verschillend.
Steekproefcontrole is een efficiënte manier om een populatie (jaarrekeningpost, transactiestroom, aangifte) die geen materiële fout bevat goed te keuren. Althans, als je je beperkt tot objectieve, reproduceerbare en valideerbare methoden.
Theoretische steekproef: een term die vaak gebruikt wordt binnen de geaarde theorie. Deze term verwijst naar een doelgerichte steekproef die gekozen is op basis van theoretische overwegingen.
Om de volgende redenen kun je een steekproef gebruiken: als de omvang van de populatie te groot is om alle elementen te meten. als snelheid gewenst is, waardoor niet de hele populatie onderzocht kan worden. als het te kostbaar is om een groot aantal metingen uit te voeren.
Waarom een steekproef? Steekproeven worden door marktonderzoekbureaus gehanteerd, omdat het praktisch gezien vaak niet haalbaar is om iedereen uit de doelgroep (populatie) te ondervragen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende steekproeven, te weten: de aselecte steekproef en de selecte steekproef.
Bij steekproeven met meerdere fasen beweeg je altijd van clusters op een hoger niveau naar clusters op een lager niveau. Die clusters worden vaak steekproefeenheden genoemd.