Bij gemodificeerd zetmeel is de structuur veranderd, zodat het zetmeel bijvoorbeeld gebruikt kan worden als verdikkingsmiddel in zure producten. Het zetmeel is dus niet afkomstig van genetisch gemodificeerde maïs.
Zetmeel kan bewerkt worden om de juiste eigenschappen te krijgen, bijvoorbeeld als verdikkingsmiddel in sauzen en soepen. Dit heet dan gemodificeerd zetmeel. Dit is niet hetzelfde als genetisch gemodificeerd. Op het etiket is gemodificeerd zetmeel te herkennen aan de E-nummers 1404 tot en met 1452.
Er komen bij deze afbraak stoffen vrij, zoals azijn of ammonia. Echter komen deze stoffen in talloze zaken voor en heeft het lichaam er geen enkele moeite mee. Gemodificeerd maïszetmeel is dus niet ongezond.
De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid schrijft voor dat het gebruik van GMO's (of GGO's in het Nederlands) in producten moet worden vermeld op het etiket. Op het etiket moet duidelijk 'genetische gemodificeerd' staan, of 'product op basis van genetisch gemodificeerd [ingrediënt]'.
Het doen van dit soort veranderingen wordt genetische modificatie of genetische manipulatie genoemd. Maar ook termen als gentechnologie, recombinant DNA techniek en de Engelse afkorting GMO (Genetic Modified Organism) worden hiervoor gebruikt.
Risico's genetisch gemodificeerde organismen
Genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) kunnen ook risico's geven. Zij kunnen misschien allergieën veroorzaken of nuttige insecten schaden. Buiten het laboratorium bestaat in theorie een kans dat ggo's zich vermenigvuldigen en andere gewassen verdringen.
Zitten er nadelen aan genetische modificatie? Aan de technologie, die het mogelijk maakt de eigenschappen van planten, dieren of micro-organismen heel gericht aan te passen, zitten geen bijzondere nadelen. Wel is het zaak dat de techniek goed gebruikt wordt. Daar zijn nationale en internationale afspraken over.
Yoghurt wordt gemaakt door melkzuurbacteriën toe te voegen aan melk, brie is bedekt met schimmels. Dit zijn allemaal van oorsprong traditionele biotechnologische processen. Moderne biotechnologie (genetische modificatie) heeft ook zijn intrede gemaakt in de moderne voedselbereiding.
Hagelslag, vleeswaren, margarine, melkproducten, snoep, kant-en-klaarmaaltijden en wasmiddelen voor lagere temperaturen zijn een greep uit de veelheid aan producten die gekocht worden, ook door consumenten die terughoudend zijn over genetische modificatie.
Een bekend voorbeeld van gemodificeerd zetmeel is maïszetmeel, ofwel maizena. Gemodificeerd zetmeel wordt als verdikkingsmiddel ook aan veel fabrieksproducten toegevoegd.
zetmeel in havermout? zo'n 85%, van de koolhydraten in havermout bestaat uit zetmeel. En 25% van deze zetmeel is resistent zetmeel. Dit zetmeel wordt niet afgebroken en lijkt op een soort vezel.
Wanneer je minder zetmeel eet, krijg je minder calorieën en minder energie binnen. Hoe minder energie je binnenkrijgt, hoe eerder je lichaam de vetreserves gaat gebruiken. Hierdoor val je af. Ook zit zetmeel vaak in bewerkte producten.
Als je de aanduiding 'zetmeel' of 'gemodificeerd zetmeel' zonder de vermelding van het graan op het etiket aantreft, betreft het conform de EU-bepaling van februari 2000 glutenvrij zetmeel; de bron van het zetmeel is dan namelijk een van nature glutenvrij graan.
Gemodificeerd tarwezetmeel is dus zetmeel dat afkomstig is van tarwe en een extra bewerking heeft ondergaan. Wordt op een verpakking alleen 'gemodificeerd zetmeel' vermeld dan is dit dus afkomstig van een niet glutenbevattend graan.
Bij dit proces waarbij bacteriën de sucrose en het zetmeel proberen af te breken, komt vaak gas vrij en wordt vocht aangetrokken. De meest voorkomende klachten en symptomen van een sucrose- of zetmeelintolerantie zijn: Buikpijn. Een opgeblazen buik.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de duur van rijpheid van een tomaat te vergroten door een bepaald gen te modificeren. De eerste bananen werden voor het eerst verbouwd in Azië, tussen de 7.000 en 10.000 jaar geleden. De banaan is eigenlijk het resultaat van een kruising tussen twee andere eeuwenoude vruchten.
Tachtig procent van de wereldwijd geproduceerde soja – een belangrijke grondstof voor veevoer – is genetisch gemodificeerd. Als er genetisch gemodificeerde organismen gebruikt zijn in voedingsmiddelen, wordt dat vermeld op de verpakking.
Bij genetisch gemodificeerd gewassen (ggo's) is het DNA aangepast, waardoor deze planten bijzondere eigenschappen bezitten. Voorbeelden zijn aardappelen die resistent zijn tegen de aardappelziekte phytophthora, tomaten die langer houdbaar zijn en maïs die beter bestand is tegen rupsenvraat.
Wereldwijd is afgesproken dat de mens het DNA van de mensheid niet zal veranderen. Maar het kan wél: aanpassen van wat ook wel 'de kiembaan' wordt genoemd. En er nog steeds discussie over die afspraak.
GMO-vrij wil zeggen dat er er minder dan 0,9 % (de EU-regel) aan genetisch gemodificeerd materiaal in een product zit. Wanneer er meer in zit moet dit vermeld worden op het etiket. Wil je zeker weten dat er in jouw gekochte product geen GMO's zitten, dan is officieel het label 'biologisch' de enige garantie.
Sojayoghurt is een gefermenteerd product, net als yoghurt die van koemelk wordt gemaakt. Aan de sojamelk worden de melkzuurbacteriën Lactobacillus bulgaricus en Streptococcus thermophilus toegevoegd. Deze bacteriën zetten suikers om in melkzuur.
Met genetische modificatie (GM) worden de eigenschappen van planten, bacteriën of gisten veranderd. Genen met positieve eigenschappen van bijvoorbeeld bacteriën of planten worden toegevoegd aan een andere organisme. Zo maakt GM planten bijvoorbeeld ongevoelig voor onkruid- of insectenbestrijdingsmiddelen.
Bij de mens bevindt het DNA zich in de kern van iedere cel (Wikipedia). Iedere cel in ons lichaam heeft één kern (Wikipedia) en het DNA in de kern van alle cellen bevat hetzelfde DNA. Het totale DNA van een organisme wordt het genoom (Wikipedia) genoemd.
Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) zijn organismen waarvan het genetisch materiaal is gewijzigd. Bij genetische modificatie wordt een deel van het genetisch materiaal van een levend wezen geïsoleerd in de vorm van een DNA-fragment en vervolgens ingebracht in een ander organisme.