Een simpele uitleg van prijselasticiteit is dat als een prijsverandering van een product een grote reactie van de markt tot gevolg heeft, is dat product prijselastisch. Omgekeerd geldt dat als de markt niet of nauwelijks reageert op een prijsverandering, de prijs inelastisch is.
Wanneer bij een prijsverandering de gevraagde hoeveelheid relatief minder sterk verandert dan de prijs, is de vraag naar dat product inelastisch. Als de prijs verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met minder.
Een elasticiteit is een vermenigvuldigingsgetal dat aangeeft hoe sterk de relatie tussen twee relatieve veranderingen is. Met een elasticiteit kun je dus met één getal beschrijven hoe sterk de consumentenvraag reageert op een prijsverandering.
Elasticiteit is in de economie de verhouding van een procentuele verandering van een afhankelijk variabele en de procentuele verandering van een onafhankelijk variabele. Het is dus een dimensieloze grootheid.
Volkomen inelastische vraag (Ev = 0)
Bij een volkomen inelastische vraag reageert de vraag niet op een verandering van de prijs. Consumenten blijven ook na een prijsverhoging net zoveel kopen als voorheen. Het maakt niet uit hoe groot de prijsverandering is. Vermenigvuldigd met 0 (Ev) levert de uitkomst 0 op.
Voorbeelden van producten die relatief elastisch zijn, zijn luxeproducten zoals dure auto's en horloges. Deze producten zijn niet nodig in het vervullen van basisbehoeften en consumenten zullen makkelijk overstappen op alternatieven of het niet kopen van deze producten.
Ev is over het algemeen een negatief getal, omdat de gevraagde hoeveelheid daalt als de prijs stijgt en stijgt als de prijs daalt. Met de prijselasticiteit van de vraag kunnen de gevolgen van prijsveranderingen voor de afzet en de omzet berekend worden.
Prijselasticiteit van de vraag is meestal negatief, maar kan soms positief zijn. De gevraagde hoeveelheid reageert meestal tegengesteld op een verandering van de prijs. Als de prijs van een goed stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid en als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid.
Bij het berekenen van de prijselasticiteit wordt gekeken naar de relatieve verandering in prijs en vraag. Dit wil zeggen dat er gerekend wordt met percentages. Als de nieuwe prijs 20% hoger ligt dan de oude prijs, dan is de relatieve prijsverandering 20%.
Als de prijs stijgt, daalt de vraag en als de prijs daalt, stijgt de vraag. Als de voorkeur naar een bepaald product afneemt, als het inkomen daalt, als de prijzen van andere producten (substituten) dalen, verschuift de (collectieve) vraaglijn van dat product naar links.
elasticiteit. "Elasticiteit is veerkracht, rekbaarheid, flexibiliteit. Elasticiteit is de mate waarin een materiaal in staat is onder belasting vervormingen te ondergaan en na het opheffen van de belasting naar zijn oorspronkelijke vorm terug te keren, zonder dat daardoor zijn eigenschappen veranderd zijn."
Een inferieur goed is een goed waarvan de consument minder gaat kopen als zijn inkomen stijgt en waarvan hij meer gaat kopen als zijn inkomen daalt (ceteris paribus, dus als alle andere prijzen gelijk blijven). De inkomenselasticiteit van een inferieur goed is negatief.
De kruislingse elasticiteit van de vraag (Ek) is de mate waarin een prijsstijging van een goed 'x' de vraag naar een goed 'y' verandert. De 'prijs' van een goed x kan ook worden uitgedrukt in andere eenheden, bijvoorbeeld reistijd.
De afzet is het aantal verkochte eenheden van een product in een bepaalde periode. Je kijkt er hier dus naar hoeveel producten er in bijvoorbeeld een dag, week, maand of jaar worden verkocht. De afzet wordt in formules aangeduid met de letter Q.
De prijselasticiteit van het aanbod (Ea) geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid van een goed reageert op een prijsverandering. Ea is positief omdat de hoeveelheidsverandering in dezelfde richting gaat als de prijsverandering (stijgend verloop aanbodlijn).
Bij het berekenen van de prijselasticiteit wordt gekeken naar de relatieve verandering in prijs en vraag. Dit wil zeggen dat er gerekend wordt met percentages. Als de nieuwe prijs 20% hoger ligt dan de oude prijs, dan is de relatieve prijsverandering 20%.
Zoals je al hoort te weten bereken je de omzet door de verkoopprijs te vermenigvuldigen met de afzet. Als je de omzet weet en de verkoopprijs, dan bereken je de afzet door de omzet te delen door de verkoopprijs.
De formule voor het bepalen van de aanbodelasticiteit bestaat uit het delen van de procentuele variatie in de aangeboden hoeveelheid van het product door de procentuele variatie in de prijs van dat product.
Waarom zou ik in een elektrische auto willen rijden? Elektrisch rijden is beter voor het milieu en zorgt voor minder geluidsoverlast. Daarnaast is het opladen van een auto vele malen goedkoper dan tanken aan de pomp: het openbaar opladen van een elektrische auto kost ongeveer 6 euro.
De collectieve vraaglijn toont een negatief verband tussen de prijs van een product en de vraag naar dat product: als de prijs daalt, stijgt de vraag en andersom.
Inkomen waarboven de uitgaven aan een goed niet meer stijgen.
Bij substitutiegoederen, dat zijn goederen die elkaar kunnen vervangen, is Ek positief. Bij complementaire goederen, dat zijn goederen die elkaar aanvullen, is Ek negatief.
Bij de kruislingse elasticiteit meten we in welke mate de vraag naar een product reageert als de prijs van een ander product veranderd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de prijs van benzine en de vraag naar auto's. Wanneer de prijs van benzine stijgt wordt autorijden duurder en zal de vraag naar auto's ook afnemen.
De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag geeft aan hoe (sterk) de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van een ander product.
zijn individuele goederen die de overheid om maatschappelijke (of praktische) redenen zelf in productie heeft genomen, en waarvan de financiering (voornamelijk) plaatsvindt via de algemene middelen. Voorbeelden zijn het onderwijs en de wegen.