Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord.Het zegt dus iets meer van een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten). Brandend zonk het nieuwe schip.
Als het voltooid deelwoord gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je het zo kort mogelijk. Is het de vergrote foto of de vergrootte foto? In dit geval is het voltooid deelwoord vergroot gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft het dan op dezelfde manier als je de grote foto zou schrijven.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk. Je laat zien dat 'gemaaide' iets zegt over het gras, het voltooid deelwoord wordt zo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Vervolgens laat je zien dat je deze woorden zo kort mogelijk schrijft, meestal komt er alleen een ~e achter de woorden.
Als een voltooid deelwoord als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, wordt het verbogen als een gewoon bijvoeglijk naamwoord. De vorm van zo'n bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord komt daardoor niet altijd overeen met de persoonsvorm van de verleden tijd.
Voltooid deelwoord: de middelen zijn aangewend. Bijvoeglijk naamwoord: de aangewende middelen. Als je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maakt, zet je er meestal gewoon een e achter. Geen extra d of t dus, maar gewoon zo kort mogelijk.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.
Het voltooid deelwoord vind je vaak helemaal achteraan in de zin. Je kunt die vaak makkelijk herkennen. Voltooid deelwoorden beginnen namelijk meestal met ge- en soms ook met ver-, be-, er-, ont-, her-, mis-. Je gebruikt een voltooid deelwoord om te vertellen over iets wat afgerond is.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over zelfstandig naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de jonge man, de lieve kat of het mooie huis. Jonge, lieve en mooie zeggen iets over het woord dat erachter staat (de zelfstandig naamwoorden). Dit zijn dus voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden.
Misschien helpt het om dit te onthouden: als je twijfelt tussen twee schrijfwijzen en het woord wordt bijvoeglijk gebruikt, kies dan de korte schrijfwijze: het ontvreemde geld (niet: ontvreemdde) het verwoeste gebouw (niet: verwoestte)
Voorbeeld: lopen
De verleden tijd van lopen is 'liep'. De klank van dit woord verandert, vandaar dat we spreken van een sterk werkwoord. Het voltooid deelwoord is 'gelopen'. Zoals je ziet begint het voltooid deelwoord hier met 'ge-' en eindigt het op '-en'.
Het woord besteed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Ik bezette. Jij bezette. Hij, zij, het bezette.
Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk. Van verschillende sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -en. In deze gevallen eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en.
regel 11.
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd.Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d.Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
De verleden tijd van verwoesten is 'verwoestte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft verwoest'.
Het woord verwoeste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Werkwoord. Ik verwoestte. Jij verwoestte. Hij, zij, het verwoestte.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen buigings-e bij enkelvoudige het-woorden in combinatie met het lidwoord een ('n) of een ander woord dan de hierboven onder punt 3 genoemde woorden, bijvoorbeeld één, een beetje, elk, geen, genoeg, ieder, menig, veel, weinig, welk, zo'n, zulk.
Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over een zelfstandig naamwoord.Een bijwoord kan informatie geven over veel meer soorten woorden of over de hele zin. Zo kan een bijwoord iets vertellen over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Je herkent een voltooid deelwoord in een zin aan het hulpwerkwoord. Het hulpwerkwoord staat samen in de zin met een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord kan VOOR het voltooid deelwoord staan, maar ook ACHTER het voltooid deelwoord. Let vooral goed op de hulpwerkwoorden hebben(heeft), worden(wordt) en zijn (is).
Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord? Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.