Met de Valrisicotest schat je in of een cliënt een laag, matig of hoog valrisico heeft. Aan de hand van valgeschiedenis, valangst en mobiliteitsstoornissen kan snel worden ingeschat of er sprake is van een verhoogd valrisico.
Valpreventie is het verminderen of voorkomen van valongelukken bij ouderen door risicofactoren te behandelen of aan te passen.
Slechtziendheid, duizeligheid, verminderd evenwicht of een achteruitgang van spierkracht vergroten het risico op vallen. Ook specifieke aandoeningen zoals reuma, CVA en Parkinson kunnen het risico op valpartijen fors verhogen.
De Valanalyse is een screeningsinstrument om een verhoogd valrisico en de oorzaken hiervan tijdig te signaleren en op te volgen met passend advies. In de training 'Starten met de Valanalyse' leer je hoe je de Valanalyse het beste kunt gebruiken en hoe je deze binnen jouw organisatie kan inzetten.
Schakel hulp in.
Bel dan de huisartsenpost of 112. Afhankelijk van de situatie kan er een ambulance gestuurd worden. Hulpverleners maken bij een valpartij vaak gebruik van hulpmiddelen, zoals een opblaasbaar tilkussen of een elektrische tillift, waarmee iemand op een veilige manier overeind kan worden geholpen.
Welke medicijnen verhogen het valrisico? De belangrijkste groepen valrisicoverhogende medicijnen zijn psychotrope en cardiovasculaire medicijnen. Binnen de psychotrope medicijnen zijn vooral benzodiazepines, antipsychotica en antidepressiva gerelateerd aan een verhoogd valrisico.
De belangrijkste valrisicoverhogende medicatiegroepen zijn psychotrope medicatie en cardiovasculaire medicatie (Woolcott, 2009). Tevens is in meerdere studies polyfarmacie geassocieerd met een verhoogd valrisico.
De Valanalyse is een risicoinschattings- en beoordelingsinstrument ontwikkeld door VeiligheidNL voor eerstelijns zorgverleners. De Valanalyse bestaat uit twee onderdelen: een valrisicotest en een uitgebreide valrisicoanalyse.
Ouderen met een verhoogd valrisico hebben vaak zelf niet door dat ze een grote kans lopen op een val. Het is daarom belangrijk dat professionals op tijd signaleren dat iemand een verhoogd risico heeft om te vallen.
Er zijn verschillende oorzaken voor plotseling vallen zoals struikelen, lage bloeddruk en epilepsie. Vaak, met name onder de leeftijd van 65, zijn de valpartijen onderdeel van functionele symptomen. Mensen die valaanvallen hebben, herkennen vaak deze situaties: 'Ik liep gewoon, ik deed eigenlijk niets bijzonders'.
Bij vallen kunnen meerdere factoren een rol spelen. Lichamelijk oorzaken zijn onder andere duizeligheid, bloedarmoede, artrose en zichtproblemen. Een val kan ook veroorzaakt worden door de omgeving, zoals natte vloeren, kleedjes of gebrek aan de juiste hulpmiddelen.
Valpreventie betekent het voorkomen dat iemand valt. Een val veroorzaakt veel pijn en verdriet bij een oudere.Het zorgt er vaak voor dat de kwaliteit van leven minder wordt. Dit kan lichamelijk zijn, door kneuzingen of een breuk.
Valpreventie is noodzakelijk om het aantal valongevallen te verminderen. Er is veel wetenschappelijk bewijs over hoe het valrisico bij ouderen verminderd kan worden, en er zijn verschillende (kosten)effectieve interventies beschikbaar.
Zowel kort- als langwerkende middelen werken spierontspannend en versuffend. Ook kalmeringsmiddelen werken versuffend en spierontspannend. Wie onder invloed van een slaap- of kalmeringsmiddel opstaat (bijvoorbeeld om 's nachts te plassen) kan daardoor moeite hebben om op de been te blijven.
Kwetsbare ouderen hebben verminderde (of verlies van) regie over het eigen leven en een complexe zorgbehoefte. Deze kwetsbare patiënten ervaren daarmee aanzienlijke fysieke, psychische, cognitieve, communicatieve en sociale beperkingen in hun dagelijks leven. Daardoor vermindert de functionele autonomie.
Procedure na een valincident
Zorgverlener informeert leidinggevende over het valincident. Leidinggevende informeert het management (indien nodig). Eerst verantwoordelijke informeert indien aanwezig de fysiotherapeut van de cliënt. Het MIC formulier wordt ingevuld.
Hoe vaak komt het voor? Twee tot 4 op de 10 thuiswonende 65-plussers vallen minstens 1 keer per jaar. Een groot deel valt zelfs herhaaldelijk. Bij personen met dementie ligt dat cijfer nog hoger.
Risicogroepen. Sommige mensen hebben meer kansen op bijwerkingen dan anderen. Kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en zuigelingen die borstvoeding krijgen, lopen het meeste risico.
Antidepressiva en anti-epilectica
Veel antidepressiva maken suf en verhogen de kans op vallen, vooral mirtazapine en amitryptiline. Mitarzapine in een heel lage dosis wordt vaak als slaapmiddel voorgeschreven. Ook antipsychotica hebben een verhoogd valrisico, net als anti-epileptische medicijnen.
In 40 tot 60 procent van de gevallen leidt een valpartij tot een lichamelijk letsel. Meestal gaat het om een klein letsel zoals verstuikingen, snijwonden of kneuzingen. Soms zijn de gevolgen ernstiger: u kunt bijvoorbeeld uw heup, pols of schouder breken, of schade oplopen aan bijvoorbeeld uw milt of aan uw hoofd.