Tegenvragen worden gesteld om initiatief te houden of om te hernemen. Bijvoorbeeld: Hoe bedoelt u? Waarom vraagt u dat?
Als iemand bijvoorbeeld een vraag stelt waarop niet een eenduidig antwoord te geven is, bijvoorbeeld omdat het een filosofische vraag is, dan is er niets mis met de wedervraag. Integendeel juist! Met een wedervraag stel je dan immers belangstelling in de ideeën van de ander.
Controlevragen kun je ook stellen als een suggestieve vraag, maar bieden de ander de mogelijkheid het oneens met je te zijn. Een controlevraag stel je om erachter te komen of je begrijpt wat de ander bedoelt.
Vragen kunnen onderverdeeld worden in directe en indirecte vragen. Een directe vraag eindigt altijd met het vraagteken ? (zie leestekens) Voorbeeld: Wanneer kom je?
Na zinnen met een indirecte vraag komt een punt, geen vraagteken. Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin.
Een diepte-interview kan je vergelijken met een gewoon sollicitatiegesprek. Hier legt de recruiter echter meer de nadruk op jouw persoonlijkheid. Hij of zij heeft als doel om jouw motivatie, werkervaring en vaardigheden af te toetsen. Zo kan de werkgever zien of er een match is tussen jou en de functie.
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen.
Open vragen beginnen met vraagwoorden als wie, welke, waar, hoe, wat of bijvoorbeeld waarom. Voorbeelden van open vragen zijn: "Wat heb je gehoord?" of "Waar ga je naar naartoe?"
Hoe herken je een gesloten vraag? Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
In professionele gespreksvoering worden vaak 'waarom'-vragen gesteld. De bedoeling achter het stellen van dergelijke vragen is waarschijnlijk meestal goed. Als we in gesprek zijn met mensen is het immers vaak verstandig om te proberen te begrijpen hoe zij denken over dingen en wat de redenen zijn waarom ze dingen doen.
Soms hoor je ook wel eens een dubbele vraag terugkomen in één zin. Een bekend voorbeeld - bijvoorbeeld tijdens een vergadering of tijdens een leergesprek in het onderwijs - is "Ik ben wel benieuwd: wie is voor en wie is tegen?" Dit zijn eigenlijk twee vragen.
Vraag op een neutrale, eerlijke manier om informatie en u zult eerlijke, doordachte en waardevolle feedback terugkrijgen. Verstop een mening of een veronderstelling in uw enquêtevraag en u zult vooringenomen, onbruikbare reacties ontvangen.
Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. In deze lessuggestie gaan de leerlingen in een nieuwsbericht zelf op zoek naar de antwoorden op deze vragen. Zo leren ze artikelen te analyseren en raken ze bekend met de journalistieke regel.
Een keuzevraag: de ondervraagde kan een keuze maken, b.v.: "wilt u koffie of thee?", "Wanneer was dat, dinsdag of woensdag?". Betekenis van alternatiefvraag toevoegen.
Zinvolle vragen / zinloze vragen: een indeling
Groep A: Vragen die je kunt stellen en waarop jij en/of een ander een antwoord kunt geven. Dit noemt Schwab zinvolle vragen. Groep B: Vragen die je kunt stellen en waarop noch jij en/of noch een ander een antwoord kan geven.
“Wat als”-vragen zijn een belangrijk onderdeel van leren weerbaarder te worden. Ze betekenen dat je zelf gaat nadenken over hoe situaties ontstaan en wat je kunt doen om er weer uit te komen. Maar soms leiden ze de aandacht juist af van het echte probleem. Daarom is het belangrijk ze op de juiste manier te gebruiken.
Directe rede is de letterlijke weergave van iemands woorden in een tekst. Zinnen in de directe rede staan doorgaans tussen aanhalingstekens. Ze zei kwaad: 'Ik denk dat ik dan maar eens opstap!' 'Vergeet niet de deur goed achter je dicht te trekken', antwoordde hij.
op twee manieren beantwoorden: door de gesproken woorden te herhalen (directe rede) door de gesproken woorden door te vertellen (indirecte of doorvertelde rede).