Een steekproef is een homogene verzameling van eenheden (personen, objecten of situaties) die een of meerdere eigenschappen gemeen hebben waarop het onderzoek zich richt. Dit kan bijvoorbeeld een groep zijn vanorganisaties, mensen, dieren of voorwerpen, vaak geselecteerd op bepaald kenmerken.
Er zijn twee soorten steekproeven: de selecte en de aselecte steekproef. Een aselecte steekproef is gebaseerd op random sampling. Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef opgenomen te worden. Aselecte steekproeven worden vaak gebruikt bij kwantitatief onderzoek.
Homogeniteit van de populatie is de mate waarop de elementen van de populatie op elkaar lijken.
Bij een sneeuwbalsteekproef vraag je aan de al geworven respondenten om voor jou nieuwe respondenten te werven. Deze methode kun je goed inzetten als je onderzoek doet naar lastig bereikbare onderzoeksgroepen.
Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk. Grotere steekproeven zijn een uitzondering. Die kleine steekproeven wekken meestal verbazing.
Een heterogene onderzoekspopulatie is een groep mensen die juist van elkaar verschillen met betrekking tot jouw onderzoek. Deze personen behoren tot verschillende categorieën.
Binnen marktonderzoek gebruikt men de vuistregel dat acht tot tien interviews met mensen die tot een homogene doelgroep behoren, voldoende zijn. De kans is klein dat extra interviews met nieuwe respondenten nieuwe informatie oplevert”.
Bij een geclusterde steekproef (cluster sampling) delen onderzoekers een populatie op in kleinere groepjes. Deze worden clusters genoemd. Vervolgens selecteren ze willekeurig clusters om een steekproef te vormen. Een geclusterde steekproef valt onder aselecte steekproeven.
Gemakssteekproeven worden soms ook “toevallige steekproeven” genoemd omdat participanten voor de steekproef kunnen worden geselecteerd omdat ze toevallig in de buurt zijn als de onderzoeker de dataverzameling uitvoert. Voorbeeld: Gemakssteekproef Je onderzoekt het verband tussen het weer en het dagelijkse winkelgedrag.
Een doelgerichte steekproef vereist dat onderzoekers vooraf kennis hebben van het doel van hun onderzoek, zodat zij de in aanmerking komende deelnemers nauwkeurig kunnen kiezen en benaderen. Dit wordt verzameld volgens de vereisten van de test, de enquête of het onderzoek waarvoor het zal worden gebruikt.
Studies zijn homogeen wanneer ze onderling goed overeenkomen wat betreft onderzochte populatie, onderzoeksopzet en methode van analyseren. Studies zijn heterogeen wanneer ze van elkaar verschillen. Bij meta-analyses is het belangrijk dat de betrokken studies zo homogeen mogelijk zijn.
Bij homogeniteit stelt je je de vraag of alle items die je stelt in een vragenlijst of test paralleltests van elkaar zijn. Nog anders gezegd: of als vragen één en hetzelfde aspect meten. Sommige kenmerken zijn niet te meten door middel van een enkelvoudige meting.
Een voorbeeld van een homogeen product is elektriciteit, consumenten zien geen verschil tussen elecktriciteit van de ene aanbieder en de andere aanbieder. Heterogene producten zijn producten die in het oog van de consumenten niet op elkaar lijken. Deze producten zijn het tegenovergestelde van homogene producten.
Je steekproef is het effectief aantal antwoorden dat je zal ontvangen. Je populatie is dan 320; tenzij deze 320 al een selectie zijn van een grotere populatie. Als die 320 medewerkers je volledige populatie vormen, dan heb je bij betrouwbaarheid 95% en foutenmarge 5% een steekproef nodig van 175 respondenten.
Vergelijkbaarheid: een steekproef is representatief als de elementen in de steekproef vergelijkbaar zijn met de elementen in de populatie. Dit betekent bijvoorbeeld dat een steekproef van alleen vrouwen waarschijnlijk niet representatief zal zijn voor een populatie waar zowel mannen als vrouwen in voorkomen.
Een populatie is de gehele groep waarover je uitspraken wilt doen, bijvoorbeeld “verpleegkundigen tussen de 25 en 34 jaar oud”. Een steekproef is de specifieke subgroep die je daadwerkelijk onderzoekt en waarvoor je data verzamelt.
Meestal krijgt u sneller en goedkoper reacties bij een selecte steekproef dan bij een aselecte steekproef. De leden van de steekproef zijn tenslotte gemotiveerder om deel te nemen dan mensen met wie u willekeurig contact opneemt.
Een aselecte steekproef (probability sampling) is een steekproefmethode waarbij je willekeurig een steekproef selecteert. Deze methode wordt ook wel de kanssteekproef, willekeurige selectie of random sampling genoemd.
Theoretische steekproef: een term die vaak gebruikt wordt binnen de geaarde theorie. Deze term verwijst naar een doelgerichte steekproef die gekozen is op basis van theoretische overwegingen.
Gelaagde of gestratificeerde steekproef
Als de populatie ten aanzien van een bepaald kenmerk in een partitie is verdeeld, dan is de steekproef gelaagd of gestratificeerd als de steekproef wordt gevormd door steekproeven uit ieder van de klassen in de partitie.
1.2 Systematische enkelvoudige aselecte steekproef
Je deelt de populatiegrootte door de steekproefgrootte (N / n = k) en selecteert bijvoorbeeld elke ke persoon. Als de populatie 1000 mensen telt, en je wilt een steekproef van 100, dan selecteer je dus elke tiende persoon uit het bestand.
Bij getrapte steekproeven (ook wel multistage sampling of een meertrapssteekproef genoemd) trek je een steekproef uit een populatie, waarna je nog één of meerdere steekproeven trekt (met steeds kleinere eenheden in iedere fase).
Er is sprake van triangulatie als je verschillende bronnen, theorieën, onderzoeksmethoden of data-analysemethoden gebruikt om iets te onderzoeken. Hierdoor bekijk je je onderzoeksvraag vanuit verschillende richtingen. Triangulatie verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit van je resultaten.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Homogene groepen zijn groepen van leerlingen die bepaalde kenmerken delen. Bijvoorbeeld leerlingen met eenzelfde interesse, gelijk niveau voor het behandelde thema of de behandelde competentie, een zelfde moedertaal, e.d. (Struyven, 2015).