Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: 'Een ronde tafel', 'Een lieve kat' en 'Een snelle auto'. De woorden 'ronde', 'lieve' en 'snelle' zijn bijvoeglijke naamwoorden en zeggen iets over het zelfstandig naamwoord wat erachter staat.
Bijvoeglijk naamwoord
▸ Volgende week ga ik, denk ik, gewoon naar kantoor, we zitten daar maar met een man of vier.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
De meeste stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd door het toevoegen van -en of -n aan de stofnaam. Bijvoorbeeld: beton – betonnen, hout – houten, koper – koperen, papier – papieren, wol – wollen, zijde – zijden, tule – tulen.
Als een bijvoeglijk naamwoord iets vertelt over het materiaal waarvan iets gemaakt is, wordt het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord genoemd. Deze eindigen bijna altijd op en: de houten deur (de deur is van hout gemaakt) de ijzeren lepel (lepel van ijzer)
'Eetbare' stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden troffen we nauwelijks aan. Van Dale vermeldt chocoladen ('van chocola') en suikeren ('van suiker'), maar ook deze bijvoeglijke naamwoorden zijn niet echt gebruikelijk.
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden vertellen van welk materiaal iets gemaakt is. Bijvoorbeeld: de gouden ring. Gouden vertelt iets over de ring, maar geeft ook aan van welk materiaal de ring gemaakt is.
Plastic kan zowel een zelfstandig naamwoord (soort synthetische stof) als een bijvoeglijk naamwoord ('gemaakt van plastic') zijn.
Een bijvoeglijk naamwoord kan in een zin op twee manieren gebruikt worden: attributief en niet-attributief. Niet-attributief gebruik kan weer worden onderverdeeld in predicatief en bijwoordelijk gebruik.
Het is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt namelijk iets over het zelfstandig naamwoord 'hek'. Het is stoffelijk, het gaat over het materiaal hout.
Bijvoeglijk naamwoord
Dit is een mogelijk risico voor het project.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen bij enkelvoudige het-woorden een buigings-e als ze worden voorafgegaan door het lidwoord het, een aanwijzend voornaamwoord (dit, dat) of een bezittelijk voornaamwoord (mijn, je, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun).
Als bijvoeglijk naamwoord met de betekenis 'supplementair' wordt extra los geschreven van het zelfstandig naamwoord waar het bij staat.
gisteren = bijwoord (van tijd)
Bijwoord. ▸ Hier ging ik vanavond slapen, helemaal in mijn eentje.
Onbepaalde bijwoorden: nooit, nergens, ergens, altijd.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: 'Een ronde tafel', 'Een lieve kat' en 'Een snelle auto'. De woorden 'ronde', 'lieve' en 'snelle' zijn bijvoeglijke naamwoorden en zeggen iets over het zelfstandig naamwoord wat erachter staat.
Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over een zelfstandig naamwoord.Een bijwoord kan informatie geven over veel meer soorten woorden of over de hele zin. Zo kan een bijwoord iets vertellen over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
Plastic kan zowel een zelfstandig naamwoord (soort synthetische stof) als een bijvoeglijk naamwoord ('gemaakt van plastic') zijn.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Het bijvoeglijk naamwoord groen betekende 'groeiend'. Het is door een -n-achtervoegsel (vroeger -ni/-ne) afgeleid van het werkwoord groeien, op dezelfde manier als schoon afgeleid is van schouwen. Een groentje is zo groen als gras.
Zo kan een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap (kenmerk) of toestand beschrijven. Woorden die iets zeggen over een ander soort woord, zoals een werkwoord of de gehele zin, zijn geen bijvoeglijk naamwoorden, maar bijwoorden.
Het zijn allebei bijvoeglijke naamwoorden, die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord. Je schrijft een e achter het bijvoeglijke naamwoord als je 'de' of 'het' als lidwoord gebruikt: de aardige jongen, het kleine meisje, de vreemde man.