Eencelligen zijn de eenvoudigste dieren die er bestaan.Ze bestaan zoals de naam het zegt maar uit één cel. Een cel is het allerkleinste levende stukje. Sommige lijken op piepkleine diertjes omdat ze kleine deeltjes opeten.
Tot de eencellige eukaryoten behoren de protozoa zoals amoeben, veel soorten schimmels, veel soorten algen (behorende tot de rood-, bruin- en groenwieren) en pantoffeldiertjes. Veel eukaryote parasieten hebben een gereduceerde bouw en zijn eencellig. Niet altijd zijn alle organellen bij deze parasieten aanwezig.
Eencelligen zijn organismen die bestaan uit één enkele cel. Er zijn miljoenen soorten, van gisten tot algen en bacteriën. Eencelligen zijn organismen die bestaan uit één enkele cel.
Er is al veel onderzoek gedaan naar hoeveel planten- en diersoorten er bestaan. Maar voor bacteriën bestonden nog geen goede schattingen. Op basis van biologische schalingswetten komen twee Amerikaanse onderzoekers nu uit op duizend miljard verschillende soorten eencelligen.
Ongeveer anderhalf miljard jaar na het ontstaan van het leven, ontstonden de eerste, eencellige eukaryoten. Dat zijn micro-organismen met allerlei organellen, celstructuren die je kunt vergelijken met onze organen door de belangrijke functie die ze vervullen in de cel.
Ze nemen eten van het dier of plant weg en kunnen zelfs ziektes overbrengen of veel stuk maken. De bekendste ziektes zijn malaria en de slaapziekte. Het komt meestal voor in warme landen. Het zijn muskieten die de eencelligen overbrengen op andere dieren.
Eencellige organismen hebben geen organen waarmee ze ademhalen. Deze organen hebben ze ook niet nodig omdat ze voldoende zuurstof op kunnen nemen via het celmembraan. Grotere meercellige organismen hebben wel ademhalingsorganen nodig om voldoende zuurstof op te kunnen nemen.
Eencelligen veranderen voortdurend van vorm. Vaak bewegen ze zich voort met trilhaartjes aan de buitenzijde van de celwand. Sommige soorten hebben een soort zweepstaartjes waarmee ze zich voortbewegen. Ook voedsel wordt op deze manier 'binnengehaald'.
Dierlijke cellen zijn gemakkelijk te herkennen omdat ze geen celwand hebben. Een cel zonder celwand is dus altijd dierlijk. Plantencellen zijn de enigen met bladgroenkorrels , dus zie je die groene stipjes in je cel, dan weet je al dat je met een plant te maken hebt.
De boomalg is een eencellige plant bestaande uit een ronde met chloroplasten gevulde cel. De alg plant zich voort door middel van celdeling. Hierbij deelt de cel zich in tweeën waarna de nieuwe cellen zich opnieuw delen.
Het eerste bewijs voor leven op aarde komt van 3,5 miljard jaar oude fossielen van oeroude bacteriën. Wetenschappers denken daarom dat het eerste leven een cel was. Die cel zou bijna 4 miljard jaar geleden voor het eerst in onze oceaan hebben gezwommen.
Dierlijke cellen hebben geen celwand, maar alleen een celmembraan. De celwand is goed doorlaatbaar voor water met opgeloste stoffen, maar wanneer op de celwand nog een cuticula aanwezig is, zoals bij epidermiscellen van planten, dan wordt watertransport door de celwand sterk tegengegaan.
Alle soorten met een celkern behoren tot de Eukarya, een van de drie 'domeinen' van het leven. De andere twee zijn de Bacteria en Archaea. Deze micro-organismen hebben geen celkern en worden prokaryoot ('pro' = voor, 'karyos' = kern) genoemd.
Een organisme dat niet uit één, maar uit meerdere cellen bestaat, is een meercellige.
Een eicel is de grootste cel die we kennen van het menselijk lichaam (op de zenuwcellen na). Deze is ongeveer 0,2 mm groot en daarom zichtbaar met het blote oog. Een eicel is dus ongeveer 60.000 keer groter dan een spermacel. Een zenuwcel kan wel tot 1,5 meter lang zijn, van de ruggegraat tot onze tenen.
Bacteriën en archaea zijn eencellig en hebben geen celkern.
De celkern is een rond of ovaal lichaampje, dat meestal middenin de cel ligt. De celkern blijkt bij vele levensprocessen een onmisbaar onderdeel van de cel te zijn. Lichaamscellen zonder celkern (de rode bloedlichaampjes) hebben maar een zeer beperkte stofwisseling en zijn niet in staat tot groei of deling.
Een bacterie is een cel zonder celkern en wordt ook wel een micro-organisme genoemd. Ze zijn zo klein, dat ze nog net met de lichtmicroscoop te zien zijn. Bacteriën zien er onder de microscoop uit als bolletjes, staafjes of spiraaltjes.
In eukaryotische cellen (cellen van Eukaryota) zit een groot deel van het genetische materiaal (DNA) in een organel, de celkern of nucleus genoemd, die wordt omgeven door het kernmembraan.
Een temperatuur tussen 10 °C en 40 °C. Onder het vriespunt delen ze zich niet meer, maar blijven ze wel in leven als in een soort winterslaap. Bij temperaturen hoger dan 75 °C, bijvoorbeeld tijdens het koken, gaan bacteriën dood. Voedingsstoffen als eiwitten en koolhydraten in de buurt.
Amoebes zijn klein – zo'n 30 tot maximaal 800 µm (één µm is een duizendste van een millimeter). Dat is zo klein dat je ze met het blote oog niet kunt zien.
Eigenschappen en Kenmerken van de Amoebe
Komen vooral in zoet en zout water water voor. Maar ook op vochtige bodems. Als parasiet in dieren en in de mens. Echter leeft gedurende enkele maanden in verschillende water stadia.
Bijen, mieren en sprinkhanen hebben zuurstof nodig om te overleven, maar insecten hebben geen longen. Ze halen adem via piepkleine gaatjes in hun skelet. Bijen, mieren en sprinkhanen hebben zuurstof nodig om te overleven, maar insecten hebben geen longen. Ze halen adem via piepkleine gaatjes in hun skelet.
Waarschijnlijk de meest ongewone vorm van ademen in het hele dierenrijk is bij sommige soorten schildpad te vinden. Ze ademen met hun achterwerk - preciezer gezegd door hun cloaca.
Een internationaal team van onderzoekers heeft een meercellig dier ontdekt dat geen zuurstof ademt. Het gaat om een parasiet die behoort tot de stam van de Myxozoa en die Henneguya salminicola heet. De parasiet heeft geen mitochondriaal DNA en zijn mitochondriën zijn niet meer functioneel.