Een diepte-interview kan je vergelijken met een gewoon sollicitatiegesprek. Hier legt de recruiter echter meer de nadruk op jouw persoonlijkheid. Hij of zij heeft als doel om jouw motivatie, werkervaring en vaardigheden af te toetsen. Zo kan de werkgever zien of er een match is tussen jou en de functie.
Met dergelijke vragen probeert men de ondervraagde te intimideren en imponeren om zo een gevormde hypothese of om een eigen vooroordeel bevestigd te zien. “Heb ik gelijk als ik zeg dat je daar was?” (weinig suggestief) of “Je was daar hè?” (sterk suggestief).
Er zijn open, gesloten en suggestieve vragen, controlevragen en tegenvragen.
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen.
Verdiepingsvragen: Vragen door op het antwoord dat je hebt gekregen. Wat bedoel je met…, wat betekent…, wie bedoel je met…, etc. Ze dienen om de kern boven tafel te krijgen.
Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin. De vraag is of een jeugdrechter dan nog onpartijdig kan zijn.
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
Een kritische vraag
Een vraag kan bedoeld zijn om achter de gedachte, drijfveer of behoefte van een ander te komen: heb je trek in een stukje taart?, of om te onderzoeken of er aanknopingspunten zijn om te verbinden: waar heb jij gestudeerd?, of puur uit (persoonlijke) interesse.
Een duidelijke vraag zorgt voor een duidelijk antwoord. Een onduidelijke vraag zal leiden tot een onduidelijk antwoord. Als je weet hoe je de goede vragen moet stellen, kun je alles weten. Een probleem is niets anders dan een vraag waar je nog geen antwoord op hebt.
Je kunt negatieve vragen (negative questions) gebruiken om iets te benadrukken, een suggestie te doen, of om verbazing of twijfel te tonen. Je kunt een negatieve vraag ook gebruiken om bevestiging te vragen, over iets waarvan je het zelf al dacht te weten. Welke vorm hebben de werkwoorden in een negatieve vraag?
UITLEG CONTROLEVRAAG
1) Je vraagt of de gegeven informatie of instructies goed zijn begrepen. Niet simpelweg met antwoordmogelijkheid ja/nee, maar juist door er een vraag over te stellen waarmee je zeker weet dat iemand het goed heeft moeten lezen.
Hypothetische vragen is een onderhandelingstactiek die bedoeld is om meer inzicht te krijgen in de belangen, alternatieven en prioriteiten van de andere partij. Door vragen te stellen als “wat als..” en “veronderstel dat…” wordt duidelijk hoeveel waarde specifieke aspecten van de onderhandeling hebben.
Directe rede is de letterlijke weergave van iemands woorden in een tekst. Zinnen in de directe rede staan doorgaans tussen aanhalingstekens. Ze zei kwaad: 'Ik denk dat ik dan maar eens opstap!' 'Vergeet niet de deur goed achter je dicht te trekken', antwoordde hij.
Een trechtervraag is een vraag die toegepast wordt bij de trechterbenadering. Dit is een vraagtechniek waarbij je met algemene vragen begint, maar vervolgens tot een punt komt waaruit je een conclusie kan trekken.
Verkennende vragen
Verkennende vragen zijn erop gericht om de ander onder woorden te laten brengen hoe hij of zij de situatie ziet. De vragensteller hanteert zelf weinig of geen vooronderstellingen, zodat degene die aan de praat raakt het verhaal naar voren brengt in een eigen vorm.
Dit soort vraag lijkt op het vorige vraagtype, maar de respondent kan uit meer antwoordmogelijkheden kiezen en ook eigen antwoord invoegen. Deze vraag is geschikt voor beschrijving van bepaalde eigenschappen, of voor beoordeling van diensten en/of producten.
Met een confronterende vraag heb je de intentie om de persoon waarmee je een gesprek houdt te confronteren met iets waar deze persoon nog geen rekening mee heeft gehouden. Bijvoorbeeld waarom die persoon op een bepaalde dag wel of juist niet naar school is gegaan. De waaromvraag is een unieke confronterende vraag.