Een beperkende bijzin specificeert (beperkt) de betekenis van het zelfstandig naamwoord, en kan daarom niet weggelaten worden.
Voor een beperkende betrekkelijke bijzin staat er geen komma. De informatie is noodzakelijk om de genoemde persoon of zaak te kunnen identificeren en kan dus niet weggelaten worden. Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen. Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die dezelfde functie heeft als een bijvoeglijke bepaling en zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. Een voorbeeld hiervan is: 'De vrouw die daar fietst is vrolijk'. In deze zin is 'die daar fietst' de bijvoeglijke bijzin.
Een uitbreidende bijzin voegt extra informatie toe, die in principe ook weggelaten zou kunnen worden. Een beperkende bijzin is niet weglaatbaar en specificeert ('beperkt') de betekenis van het antecedent. De komma kan dus voor een betekenisverschil zorgen.
Bijzinnen worden op twee manieren ingedeeld: al dan niet met een persoonsvorm; zie beknopte bijzin.naar grammaticale functie:als attribuut; zie bijvoeglijke bijzin.
Een bijzin is een is een zin die een zinsdeel kan zijn of een onderdeel van een zinsdeel. Een kenmerk van een bijzin is dat de persoonsvorm achteraan staat. Een voorbeeld van een hoofdzin met een bijzin is: 'Xiao, die tweetalig opgevoegd is, speekt perfect Nederlands'.
Omschrijving. Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die als nabepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat. Een bijvoeglijke bijzin is nooit een zelfstandig zinsdeel, maar altijd een deel van een zinsdeel. Bijvoeglijke bijzinnen kunnen verschillende vormen hebben. De belangrijkste is de betrekkelijke bijzin.
Een bijvoeglijke bepaling is een bepaling die meer informatie geeft over een zelfstandig naamwoord (zoals fiets). Bijvoeglijke bepalingen zijn nooit een zelfstandig zinsdeel, maar maken altijd deel uit van een ander zinsdeel, zoals het onderwerp of lijdend voorwerp.
Als een van de hoofdzinnen al een komma bevat is het beter om een puntkomma te gebruiken. Tussen hoofdzinnen met een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want) gebruik je een komma. Een hoofdzin binnen een andere hoofdzin staat tussen twee komma's. Dit hoeft niet, want er kunnen ook –gedachtenstreepjes- gebruikt worden.
Een bijvoeglijk bepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen. Een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan. Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
De lange, mooie jongen | kwam | niet. Bij een enkel zelfstandig naamwoord kunnen dus ook meerdere bijvoeglijke bepalingen horen: Hij | gaf | een korte en duidelijke uitleg. Een bijvoeglijke bepaling kan ook uit meer dan één woord bestaan.
De uitbreidende bijzin spreken we als extra tussenzin op een lagere toon uit, de komma's zijn als rustpunt in de zin goed te horen. De beperkende bijzin wordt zonder pauze direct na de collega's uitgesproken.
Plaats van persoonsvorm en onderwerp
In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar. In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp meestal niet naast elkaar. We laten je deze verschillen weer zien met een voorbeeld. Terwijl ze huiswerk maakte, draaide Lieke haar favoriete liedje.
Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp, persoonsvorm en gezegde. Als je er een gewone bijzin van maakt, moet het onderwerp van deze bijzin hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dit niet het geval is, krijg je een foutieve beknopte bijzin.
De bijvoeglijke bepaling (bvb)
De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
Een bijstelling lijkt op een bijvoegelijke bepaling. Het verschil is dat een bijvoeglijke bepaling vóór het zelfstandig naamwoord staat en een bijstelling achter het zelfstandig naamwoord. Ook kan een bijvoeglijke bepaling werkwoorden bevatten en dat is bij een bijstelling nooit zo.
Bezittelijke voornaamwoorden kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt. Bij bijvoeglijk gebruik staan ze voor een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld jouw fiets), bij zelfstandig gebruik worden ze voorafgegaan door de of het (bijvoorbeeld jouw fiets en de mijne).
Een beknopte bijzin is in de eerste plaats een bijzin zonder onderwerp. Het onderwerp van de bijzin kan worden weggelaten, omdat het gelijk is aan het onderwerp van de hoofdzin. Op het moment dat de bijzin een ander onderwerp heeft dan de hoofdzin noem je dat een “verkeerd aansluitende beknopte bijzin”.
In termen van redekundige ontleding bevat een zin normaal gesproken altijd een onderwerp en een gezegde (samen ook wel de zinskern genoemd) en vaak ook een lijdend voorwerp. De zin drukt dan door middel van het werkwoord bijv. een actie uit, die door het onderwerp wordt uitgevoerd.
Een bijzin is een zin die afhankelijk is van een andere zin.
In een gewone bijzin staat de persoonsvorm achteraan. Wie a zegt, moet ook b zeggen. Hij zei dat hij honger had. Toen ik negen jaar oud was, wilde ik schoonmaakster worden.
Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp ontbreekt en de plaats van de persoonsvorm door een deelwoord of infinitief wordt ingenomen. Voorbeelden: (1) Breed grijnzend vertelde hij over zijn overwinning.
Bij onderschikking gaat het om ongelijkwaardige zinnen, vaak een hoofdzin en een bijzin. Er bestaan enkelvoudige en samengestelde zinnen. Een enkelvoudige zin bestaat uit één hoofdzin, en heeft maar één persoonsvorm, bijvoorbeeld: 'Lisa kijkt naar het journaal.