Ecologisch bermbeheer houdt in dat we minder maaien, meer gefaseerd maaien en maaisel afvoeren. Voorheen werd maaisel vaak achtergelaten in de berm. Door het maaisel af te voeren krijgen kruiden de kans om te groeien. Veel leefgebied van soorten is al verdwenen of flink gekrompen.
Bij elke maaibeurt kan je een deel laten staan als schuilplaats of voedselbron voor insecten. Als je steeds de hoogste stukken met de minste bloemen maait en de andere laat staan, krijg je het beste resultaat. Inzaaien van bloemenmengsels is meestal niet nodig. Bloemen komen ook vanzelf, al kan dat wel even duren.
Bermen vormen groene linten door het hele landschap en verbinden op die manier verschillende natuurrijke gebieden met elkaar. Zo maken ze migratie mogelijk tussen die gebieden, en maken ze ook deel uit van de ontsnipperingsmaatregelen.
De manier van beheren van de bermen en sloten langs de provinciale wegen heeft tot doel dat de natuur meer kans krijgt om zich te ontwikkelen. De bermen bieden ruimte aan kruiden, grassen en dieren en verbinden hun leefgebieden. Dat is ecologisch of natuurinclusief berm- en slootbeheer.
“We maaien om twee redenen. De eerste reden is dat als we niet maaien er in de berm spontaan struiken en bomen gaan groeien, terwijl we juist insecten en bloemen de ruimte willen geven. Bovendien is het niet veilig voor het verkeer. De tweede reden om te maaien is om voedingstoffen af te voeren.
In het voorjaar kan het gras iedere week gemaaid worden. Tijdens de zomer, is eenmaal in de 2 weken voldoende en aan het einde van de zomer mag het weer wekelijks gemaaid worden. De frequentie van het maaien hangt ook af van de grassoort: Een siergazon moet vaker gemaaid worden dan een speelgazon.
Gefaseerd. Maaien is belangrijk, want zonder maaien groeit terrein helemaal dicht en verdwijnen de bloemen. Bij het gefaseerd maaien blijft een deel van de vegetatie ongemaaid, dit deel wordt bij de volgende maaibeurt meegenomen.
Het Bermbesluit bepaalt dat bermen mogen gemaaid worden vanaf 15 juni en eventueel een tweede keer vanaf 15 september. Het bermmaaisel moet steeds opgeraapt en afgevoerd worden binnen de 10 dagen. Om veiligheidsredenen mag de rand van de weg vroeger gemaaid worden.
Ze fungeren als windscherm en kunnen zo voor een aangenaam microklimaat langsheen de berm zorgen, waar planten en vooral insecten kunnen van profiteren. Bossen langs bermen kunnen vaak ook voor heel wat voedsel voor vogels en kleine zoogdieren zorgen.
In de bermen vinden vele soorten planten en (kleine) dieren een toevluchtsoord, waaronder ook zeldzame. Insecten en kleine dieren brengen hun gehele levenscyclus in de berm door. Voor vogels, vleermuizen en andere (grotere) dieren vormen de kanaaloever en wegberm een verbinding tussen hun leefgebieden.
Ecologisch beheerd grasland is bestaand grasland dat extensiever wordt uitgebaat, omdat er geen gewasbeschermingsmiddelen en geen kunstmest op worden toegepast. Dit zal bijdragen aan het verminderen van de milieudruk en een positieve invloed hebben op de biodiversiteit.
Kort grasmaaisel kun je best verspreid over het gazon laten liggen, want het fungeert als voedende mulchlaag. Doe dit alleen als het gras tijdens het maaien droog is. Het is geen goed idee nat gras en grote grashopen of -proppen te laten liggen; die kunnen gaan rotten.
Waarom maaisel afvoeren? Als u maait en het maaisel laat liggen, dan verteert dat snel en komen de voedingsstoffen (stikstof al binnen enkele dagen) weer vrij.
Bermen bieden veel dieren voedsel, dat ze niet in de landbouwpercelen kunnen vinden. In landbouwgebieden zijn bijen, hommels en vlinders veelal aangewezen op bloeiende bermplanten. Veldmuizen leven tegenwoordig alleen algemeen in bermen, waar ze voedsel zijn voor torenvalken.
Het Bermdecreet (1984) legt de spelregels vast voor het natuurvriendelijk beheren van bermen. Dit is ook van toepassing op de wegbermen, die de gemeente onderhoudt.
Niet klepelen!
Klepelen is een vorm van maaien waarbij de vegetatie min of meer wordt stukgeslagen en al het maaisel blijft liggen. Dit zorgt voor verrijking van de bodem, waardoor de vegetatie sterk verruigt en dichtgroeit. Dit gaat ten koste van de bloemenrijkdom en dus van de bijen. Gebruik licht materieel.
Hoe vaak wordt de berm gemaaid? Alle bermen worden minimaal één keer per jaar gemaaid. Bermen langs drukke wegen en onoverzichtelijke kruispunten worden vaker gemaaid en ook als allereerste.
Laat het gras maar groeien
Voor minder intensief gebruikte grasvelden hanteert de gemeente een extensief maaibeheer. Dat wil zeggen dat een perk slechts 1 à 2 maal per jaar gemaaid wordt, met afvoer van het maaisel.
Sinusbeheer is een innovatieve maaimethode die optimaal rekening houdt met biodiversiteit voor onder meer vlinders, bijen en planten. Door het grasland op zo'n manier te beheren, creëer je enorm veel variatie op een klein stukje, wat voor veel vlinders, bijen, vogels heel goed is.
De ideale maaihoogte hangt af van jouw situatie. Over het algemeen maai je jouw gazon tussen de 2,5 en 4 cm. Wordt het gazon intensief gebruikt, bijvoorbeeld door spelende kinderen, maai het dan wat langer, 4 tot 5 cm. Ligt jouw gazon voornamelijk in de schaduw, maai het dan 7 cm hoog.
Velt zet de schouders onder de campagne Maai Mei Niet van het Vlaams tijdschrift Knack. Het doel is simpel: zoveel mogelijk gazon ongemaaid laten en na een maand de opgekomen bloemen tellen. Door niet te maaien krijgen heel wat planten in het gras de kans om te bloeien.
Na het verticuteren moet je wel je gazon bemesten. Zo bevorder je een vlot herstel en groeit je gazon na enkele weken weer netjes dicht.
Je moet de wilde bloemenweide 1, 2 tot 3 maal per jaar maaien, afhankelijk van hoe rijk de grond is. Dit is nodig om de soorten in stand te houden en om verwildering en concurrentie met grassen tegen te gaan. Als je niet maait en beheert, komen er automatisch grassen en struiken in de plaats.
Bloemenweide onderhouden
Heb je hele voedingsrijke grond, dan moet je drie keer per jaar maaien. Zit je op hele schrale grond, dan kan het met slechts één keer maaien per jaar. Nóg beter is het om in etappes te maaien, dus niet alles tegelijk.