Het volume van een regelmatig voorwerp bereken je met de formule: volume = lengte · breedte · hoogte of V = l · b · h.
We zagen zojuist wat het volume is van een cilinder: A=Π*r²*h. De afbeelding toont een kegel in een cilinder met dezelfde hoogte en dezelfde basis.
De oppervlakte van een cirkel is pi keer het kwadraat van de straal (A = π r²). Leer hoe je deze formule kunt gebruiken om de oppervlakte van een cirkel te bepalen als de diameter gegeven is.
Hierbij wordt in plaats van de diameter 2 keer de straal gebruikt. In wiskundige taal wordt de straal r genoemd en voor pi gebruiken we het symbool π. Als we de formule wiskundig opschrijven wordt het: omtrek = 2r ** π. Pi is een wiskundig getal, wat eindeloos doorgaat achter de komma.
De diameter is gelijk aan twee keer de straal. Je kunt wat dat betreft ook de doorsnede van de cirkel meten om tot de diameter te komen. Je kunt de diameter berekenen door de straal te vermenigvuldigen met twee, wat gemakkelijk werkt wanneer je die al weet.
Als we een bol hebben met een diameter van 10 cm, is de straal dus 5 cm. Het volume van deze bol is dan: volume bol = 4/3 x π x 5³ = 523,6 cm³
Inhoud en volume worden beide uitgedrukt in kubieke centimeters (cm3), de ruimtelijkheid, en milliliters (ml), de inhoud. Inhoud en volume worden doorgaans door elkaar gebruikt.
Inhoud van een ronde bak of pot berekenen
Bij een vierkante bak doe je Lengte x breedte x hoogte. Lengte x breedte is ook de oppervlakte. Bij een ronde bak heb je geen lengte en breedte maar wel een hoogte. Je moet dus de oppervlakte van de pot berekenen en dat x de hoogte doen om de inhoud te weten.
Δv is de verandering van de snelheid in m/s . De verandering van de snelheid kun je berekenen door de snelheid aan het eind af te trekken van de snelheid aan het begin. Daarvoor kun je de formule v=v eind – v begin te gebruiken.
Het symbool voor de grootheid volume is de hoofdletter V. Achter het getal komt de eenheid. We meten volume van een voorwerp (vaste stof) normaal gesproken in de eenheid kubieke centimeter [cm3] of kubieke meter [m3].
Oppervlakte driehoek = (BASIS x HOOGTE)/2
Hierbij is de basis één van de zijden van de driehoek. De hoogte van de driehoek wordt bepaald door een lijn die loodrecht op de basis staat en uitkomt in de tegenoverliggende hoek.
De straal is de helft van de diameter en loopt vanaf het middelpunt naar de buitenrand van de cirkel. De straal weergeven we met het symbool r.
De radius van een cilindervorm wordt ook wel straal genoemd. De radius is de gemeten afstand van een willekeurig punt op de rand van een cirkel (of bol, of cilinder) tot aan het middelpunt. Aangezien een diameter de afstand is tussen twee uiterste punten in een cirkel, is de radius dus de helft van een diameter.
De inhoud of het volume van een voorwerp (lichaam) is de grootte van het gebied dat door dit voorwerp wordt ingenomen in de driedimensionale ruimte. Als basis in drie dimensies geldt dat de inhoud van een rechthoekig blok gelijk is aan lengte × breedte × hoogte.
Zo mogelijk komt hij tot de conclusie: je moet de lengte, de breedte en de hoogte schatten en die met elkaar vermenigvuldigen: l x b x h. En als je die alle drie in cm neemt, krijg je het volume in cm3 .
Een liter is gelijk aan: 1000 kubieke centimeter (1000 cc) 1 kubieke decimeter (1 dm³)
De inhoud van een cilinder is π r² h, en zijn oppervlakte is 2π r h + 2π r².
Het oppervlak van het blokje is 6 cm2. De (opgemeten) hoogte is bijvoorbeeld 2,5 cm. Het volume is dan oppervlakte maal hoogte: V = A x h = 6 x 2,5 = 15 cm3. De eenheid die we bij het volume gebruiken is [cm x cm x cm] oftewel “cm tot de derde macht” dus [cm3].
De omtrek van een cirkel is π * de diameter. De omtrek van een cirkel is 2 * de straal * π.
Als je de straal van de cirkel kent, verdubbel die dan om de diameter te krijgen. De straal is de afstand van het midden van de cirkel tot de rand. Bijvoorbeeld, als de straal van de cirkel 4 cm is, dan is de diameter van de cirkel 4 cm x 2, oftewel 8 cm.
Diameter heet in het Nederlands ook middellijn – een oorspronkelijk Nederlands woord bedacht door Simon Stevin. De middellijn van een cirkel is zowel een lijn (een koorde die het middelpunt van de cirkel snijdt) als de lengte van die lijn. De diameter is gelijk aan 2 × de straal.