De voltooid verleden tijd wordt gebruikt in contexten die zelf al in het verleden spelen, en dan specifiek om een gebeurtenis aan te duiden die in een nog verder verleden heeft plaatsgevonden. (13) Ik ben vanmorgen uitgegleden. Het had namelijk geijzeld.
De voltooid tegenwoordige tijd van een werkwoord bestaat uit de tegenwoordige tijd van 'hebben' of 'zijn' plus het voltooid deelwoord van het te vervoegen werkwoord: ik heb gewerkt, ik ben gekomen. De verleden tijd wordt gevormd met -de of -te, of is een onregelmatige vorm: ik werkte, ik kwam.
Het voltooid deelwoord is de vorm van een werkwoord die je in een zin meestal vindt in een voltooid tegenwoordige tijd of een voltooid verleden tijd. Er staat dan een vorm van hebben of zijn bij: ik heb gelopen, ik ben gevallen. Het voltooid deelwoord kan soms ook gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord.
Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden. Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een t of d bij de zwakke werkwoorden.
Voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) zijn: ik werkte, jij dacht, hij ging, wij wandelden, jullie aten, zij droomden.
De voltooid verleden tijd wordt gebruikt in contexten die zelf al in het verleden spelen, en dan specifiek om een gebeurtenis aan te duiden die in een nog verder verleden heeft plaatsgevonden.
Om naar het verleden te verwijzen, gebruiken we meestal de onvoltooid verleden tijd (het imperfectum: hij woonde, hij kwam) of de voltooid tegenwoordige tijd (het perfectum: hij heeft gewoond, hij is gekomen).
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
In het Nederlands heb je acht verschillende tijden: vier daarvan zijn onvoltooid en vier daarvan zijn voltooid.
De belangrijkste tegenwoordige tijden zijn de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t. of presens) en de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t. of perfectum). ik werk (o.t.t.) - ik heb gewerkt (v.t.t.) ik kom (o.t.t.) - ik ben gekomen (v.t.t.)
voltooid bijv. naamw. 1) gereed, klaar Voorbeeld: `Kent u het burgerinitiatief voltooid leven?` 2) volkomen, volmaakt, perfect Bron: WikiWoordenboek. Synoniemenaf afgedaan afgelopen afgerond beëindigd gedaan geëindigd gepleegd gereed klaar over per...
De voltooide tegenwoordige tijd (vtt) Nu is er natuurlijk ook nog het verschil tussen de onvoltooide en de voltooide tijd. De voltooide tijd biedt de gelegenheid om als het ware terug te kijken op een situatie en wordt ook wel getypeerd als een “terugkijkperspectief”.
Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die je vaak aan het eind van een zin tegenkomt. Je komt het voltooid deelwoord tegen bij werkwoordspelling en ontleden. Enkele voorbeelden van een voltooid deelwoord zijn: Hij is door een wesp gestoken.
Ik heb gezegd dat hij dat niet moest doen. Maar: Ik had het gedaan als ik jou was. Je kan niet zeggen: ik heb het gedaan als ik jou was. En dan heb je ook nog: Ik zou het gedaan hebben als ik jou was.
Lachen – loech – gelachen.
Verhuist is goed in bijvoorbeeld 'Volgende maand verhuist Katrien naar Norg. ' In 'Katrien is verhuisd naar Norg' is verhuisd goed. Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde.
De medeklinkers uit 't kofschip ('t fokschaap) geven aan of een zwak werkwoord een 't' of een 'd' krijgt bij het vervoegen in de verleden tijd of bij het voltooid deelwoord.
Voltooid deelwoord
Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen. Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.