Dat niveau van de productie dat naar schatting gemiddeld in de loop der jaren zal worden bereikt. Wordt bepaald op basis van historie en toekomstverwachtingen en is van belang voor de bepaling van de benodigde capaciteit en de kostprijs.
De normale productie is de gemiddelde verwachte productieomvang over een reeks van toekomstige jaren. Het “denkbeeldige” begrip normale productie wordt gehanteerd om te voorkómen dat de constante vaste kosten per product anders onmiddellijk veranderen bij elke mogelijke wijziging in de verwachte productie omvang.
variabele EN constante kosten. Welke productieomvang: 1. Werkelijke productie = aantal producten wat daadwerkelijk geproduceerd is.
In de kostprijsberekening wordt bovenop de variabele kosten daarom een opslag voor constante kosten (C / N) gelegd. De constante kosten hangen samen met de lange termijn gemiddelde afzet. We noemen dit de normale afzet (N).
De variabele kosten per product worden bepaalt op basis van de begrote productie. Dat wil zeggen: de productie die wordt verwacht aan het begin van de periode. Let op: de begrote productie hoeft niet gelijk te zijn aan de werkelijke productie.
Normale bezetting; de normale bezetting is de normale productie en afzet. Onder de normale bezetting bij productie van een bedrijf verstaan we de gemiddelde benutting van de capaciteit die voor de eerstkomende jaren wordt verwacht, gebaseerd op de geschatte afzet in deze jaren.
Definitie. De productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd kan worden door één bedrijf of een land in een bepaalde periode. Het wordt ook wel de potentiële productie genoemd.
Normale bezetting = de gemiddelde benutting van de capaciteit die op de lange termijn wordt verwacht. Integrale kostprijs / absorption costing = (Totale vaste kosten + totale variabele kosten bij normale bezetting) : Normale bezetting.
Het verwachte bezettingsresultaat geeft aan of de constante kosten van een onderneming naar verwachting worden terugverdiend. Er ontstaat een verwacht bezettingsresultaat als de verwachte afzet afwijkt van de normale afzet.
De standaardkostprijs is de som van de noodzakelijke kosten per eenheid product. De standaardkostprijs is samengesteld uit de standaardhoeveelheden productiemiddelen vermenigvuldigd met de standaardprijzen. Die standaarden gelden altijd voor een bepaalde periode en ook alleen voor een bedrijf of bedrijfsonderdeel.
De optimale productiegrootte van een onderneming is de productiehoeveelheid waarbij de winst maximaal is. De optimale productiegrootte (Q*) kan precies bepaald worden door vergelijking van de marginale opbrengsten (MO) en de marginale kosten (MK).
De gemiddelde arbeidsproductiviteit kun je berekenen met behulp van de volgende formule: de toegevoegde waarde gedeeld door het aantal werknemers, waarbij de toegevoegde waarde de productie is minus het intermediair verbruik.
Het voortbrengen van goederen en diensten onder beheer en verantwoordelijkheid van een institutionele eenheid die daarvoor arbeid, kapitaal en goederen en diensten als input gebruikt.
Een voorbeeld is de sector van de verpakte consumptiegoederen, waar sommige producten worden vervaardigd volgens een batch-mengproces voordat ze in afzonderlijke eenheden worden verpakt.
De fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs worden ook wel respectievelijk integrale fabricagekostprijs en integrale commerciële kostprijs genoemd omdat alle kosten die bij de productie en verkoop worden gemaakt, daarin zijn opgenomen.
Het resultaat behaald uit de productieactiviteiten, i.c. de verkopen van goederen en diensten, alsmede de waarde van voorraadmutaties, geactiveerde productie voor het eigen bedrijf, subsidies en schade-uitkeringen.
In de fabricagekosten vallen o.a: de kosten van de geleverde arbeid, grondstoffen, gebruikte machinetijd en bijkomende kosten die drukken op de vervaardiging van de producten. Kosten die een algemeen of commercieel karakter hebben vallen niet onder de fabricagekosten.
In de horeca bestaat de 30/70-regel, dat wil zeggen dat de kostprijs ('de inslag') 30% van het bedrag is en 70% jouw brutowinstmarge. We delen de € 3,95 daarom eerst door 30 en vermenigvuldigen we daarna met 70.
Al deze dingen die je nodig hebt om een product te kunnen maken zijn de productiefactoren. Er zijn vier productiefactoren: kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap. Vaak worden zij samen afgekort als KANO.
Onder de potentiële productie verstaan we het houdbare niveau van productie dat bereikt kan worden gegeven de productiestructuur, de stand van de technologie en de beschikbare productiefactoren.
Om te produceren zijn alle productiefactoren nodig. Hoeveel je maximaal kunt produceren hangt af van de hoeveelheid (en de kwaliteit) van de productiefactoren die beschikbaar zijn. De productiefactor waar het minst van is, bepaalt hoeveel je maximaal kunt produceren. Dit is de knelpuntfactor.