Personen zonder betaald werk die recent naar werk hebben gezocht én daarvoor direct beschikbaar zijn. 4. Niet-beroepsbevolking: semiwerkloos. Personen zonder betaald werk die recent naar werk hebben gezocht maar niet direct beschikbaar zijn óf die niet recent hebben gezocht maar wel direct beschikbaar zijn.
De niet-beroepsbevolking bestaat voor het overgrote deel uit mensen die niet recent naar betaald werk hebben gezocht én niet direct beschikbaar zijn om te gaan werken. Het gaat vooral om scholieren en studenten, mensen die zorgen voor gezin of huishouden, arbeidsongeschikten en gepensioneerden.
Deze groep bestaat uit personen van 15 tot 75 jaar die ofwel betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces.
De nettoarbeidsparticipatie - dat is de werkzame beroepsbevolking als percentage van de bevolking van 15 tot 75 jaar - daalde toen van 70,5 procent in eerste kwartaal naar 69,1 procent in het tweede kwartaal. In de volgende kwartalen nam de participatie weer toe, naar 72,2 procent in het tweede kwartaal van 2022.
De jeugdwerkloosheid nam het sterkst af, 3,2 procentpunt bij jonge mannen en 1,8 procentpunt bij jonge vrouwen. Bij 25- tot 65-jarigen was de afname minder groot. Bij 65-plussers steeg de werkloosheid.
Het werkloosheidspercentage kwam in de laatste maand van het jaar daarmee uit op 3,2 procent. In december hadden 4 miljoen mensen om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,7 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren.
Het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).
Hoe bereken je de werkloosheid? In Nederland was de werkloosheid in het 4e kwartaal van 2019 308.000 / 9.000.000 × 100% = 3,4%. Dat betekent dat 3,4% van de beroepsbevolking in die periode zonder werk zat. De overige 96,6% was wel aan het werk.
De totale beroepsbevolking is dus de optelsom van de werkzame beroepsbevolking (zij die werk hebben) en de werkloze beroepsbevolking (zij die op zoek zijn). De werkzame en de werkloze beroepsbevolking vormen samen de beroepsbevolking. Zij worden ook wel de werkenden genoemd.
Het CBS onderscheidt bijna 440 beroepen, die zijn ondergebracht in beroepsklassen. De grootste daarvan zijn de bedrijfseconomische en administratieve beroepen, de zorg- en welzijnsberoepen en de technische beroepen.
De gemiddelde leeftijd van de totale bevolking is gestegen van 31 jaar in 1950 tot 42 jaar in 2019. De gemiddelde leeftijd van de werkende beroepsbevolking is nu ook 42 jaar.
De beroepsbevolking ofwel actieve bevolking zijn alle personen boven een bepaalde minimumleeftijd die gedurende een bepaalde periode arbeid aanbieden. Het bestaat uit een werkzaam en een werkloos deel. Dit is de internationale definitie zoals vastgesteld door de ILO, nationale definities specificeren deze nader.
Werkloosheid die ontstaat door onderbesteding. Door laagconjunctuur wordt er minder gekocht dan bedrijven maximaal kunnen produceren. Bedrijven beperken in zo'n geval hun productie. Door de lage bezettingsgraad zitten mensen thuis, die bij meer vraag (en dus meer productie) wél werk zouden hebben.
Een werknemer is iemand die betaald werk verricht. Een werkgever is een natuurlijke persoon door wiens werk betaald werk voor anderen ontstaat, of een rechtspersoon waarbij werknemers in dienst zijn. Een samenhangend geheel van arbeidstaken wordt beroep genoemd.
van vrouwen lager dan die van mannen, met grote verschillen tussen de EU-lidstaten. procentpunten bedroeg voor de EU-282 met een arbeidsparticipatie van 76,8 % voor mannen en 65,3 % voor vrouwen (Figuur 1 en Tabel 1 in de bijlage) .
De participatiegraad is gelijk aan (beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking) x 100%.
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).
Het aanbod van arbeid is gelijk aan de beroepsbevolking: alle personen van 15 tot 75 jaar die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod dan spreken we van een krappe arbeidsmarkt, het loon zal dan stijgen. Wanneer de vraag kleiner is dan het aanbod spreken we van een ruime arbeidsmarkt. Het loon zal dan dalen.
Aanbod van arbeid = werklozen + werknemers + zelfstandigen. Vraag naar arbeid = werknemers + zelfstandigen + vacatures.
In Oostenrijk en Duitsland, waar de arbeidsdeelname van vrouwen ook relatief hoog is, werkt net iets minder dan de helft in deeltijd. Onder Bulgaarse vrouwen (en mannen) komt een deeltijdbaan het minst voor.
Bijna vier op de tien had geen startkwalificatie, dus geen diploma van mbo niveau 2 of hoger, of een havo- of vwo-diploma. Sinds 2008 is het aandeel mbo-uitstroom zonder startkwalificatie afgenomen tot 25 procent in 2016, in 2018 nam het weer iets toe.
Ongeveer 45% van de Nederlanders werkt parttime, dat is het hoogste percentage in Europa. Dit blijkt volgens The Economist uit onderzoek van de International Labour Organisation.